“Simon Stevin”, snijkopzuiger, 1978, deel nieuwbouw.

Foto boven: 1-9-1981. De snijkopzuiger “Simon Stevin”, alias “Camel”.

RDM bouwt de gecompliceerde vitale delen voor snijkopzuiger “Camel”.
Stevin Baggeren B.V. heeft zoals bekend eind februari jl. aan de bij de RDM gehuisveste RSV Divisie Offshore de opdracht verstrekt voor de bouw van een unieke snijkopzuiger. Uniek vanwege de bijzondere eigenschappen, die dit baggerplatform zal bezitten. Eén van die eigenschappen is, dat het diepdrijvende platform in staat is door middel van acht poten over de zeebodem te wandelen. Door zijn eigenaardige uiterlijk wordt het vaartuig “Camel” genoemd (vanwege de gelijkenis met een kameel). De realisering van de opdracht vindt plaats in RSV-verband door nauwe samenwerking van een viertal werkmaatschappijen. Elk van de werkmaatschappijen is daarbij volledig verantwoordelijk voor het door haar te bouwen deel. 
In verband met de grootte van het casco zal dit op de grote helling van de VDSM te Rozenburg, die ook de cascosecties maakt, worden gebouwd. Tevens zal daar de afbouw plaats vinden. 
Verolme Electra zal de gehele electrische en electronische installatie verzorgen, terwijl Verolme IJsselmonde een belangrijke bijdrage zal leveren aan het machinegedeelte. 
Ook de RDM zal een flink portie voor zijn rekening nemen, dat circa veertig procent van de totaalopdracht omvat. 
RDM-deel
Dit deel omvat kort gezegd het bagger- en het wandelgedeelte plus alle daarvoor noodzakelijke hydrauliek. Op een hierbij afgedrukt zijaanzicht van het platform is in zwart aangegeven hetgeen onze afdeling Scheepsnieuwbouw & Offshore zal bouwen. Voor een goede vergelijking is het zijaanzicht van het platform eveneens geheel zwart afgebeeld. 
De van 1 tot en met 11 genummerde onderdelen behoren tot de meest gecompliceerde onderdelen van de gehele opdracht en zijn van reusachtige afmetingen. De reparatie-arm (2) is circa 60 meter lang; de laddertoren (3) 32 meter hoog en weegt zo’n 800 ton, het A-frame (4) 35 meter hoog; de snijkop- of cutterladder (5) met een staalgewicht van circa 405 ton is ongeveer 65 meter lang; de telescopische pijp (6) 40 meter lang; de vier cardanringen (7) elk vier meter hoog en wegen per stuk 120 ton; de vier kantelframes (9) elk 23 meter hoog en per stuk 425 ton zwaar; de acht poten (10) zo’n 43 meter lang met een gewicht van elk 400 ton zonder voet en de acht voeten zijn drie meter hoog en wegen elk 180 ton. 
Het totaal staalgewicht van deze onderdelen bedraagt circa 10.000 ton. 
Werktuigbouw
De afdeling werktuigbouw van Scheepsnieuwbouw & Offshore zal in samenwerking met de machinefabriek WF & RDM onder andere de volgende onderdelen verzorgen: a. de hydrauliek voor het wandelen en heffen van de poten, het draaien van de laddertoren en het schuiven van de cutterladder; b. de enorme lagers voor cardanringen en laddertoren; c. het draaimechanisme van de laddertoren; d. het schuifmechanisme van de cutterladder en e. de asleiding, pompen, aandrijving, zuig-perspijpen aan cutterladder en dek, compleet met telescoopverbindingen. 
Ga daar maar eens aan staan. Alles moet dan nog feilloos werken ook. Alle afdelingen van S&0 zijn intussen druk bezig om deze huzarenstukjes – want dat worden het – technisch goed onder de knie te krijgen. 
Als alles volgens planning verloopt zullen de laatste onderdelen in april 1979 naar de VDSM worden afgevoerd. 
Werking
Het wandelend baggerplatform is in staat op eigen kracht haar werkterrein te bereiken, waartoe het is uitgerust met vier schroeven. Het kan zowel staand op de poten als drijvend werken. Eenmaal in positie laat men het platform gedeeltelijk afzinken. Dat moet zeer snel gebeuren, daar anders de poten door de golfbeweging teveel zouden stoten op de zeebodem, met alle kwalijke gevolgen van dien. 
De cutterladder met snijkop is scharnierend opgehangen in de laddertoren, waaraan de vooruitstekende reparatie-arm ook is bevestigd. Deze reparatie-arm dient onder andere voor inspectie- en reparatie van de snijkop, waarvoor aan het uiteinde van de arm een soort bordes is bevestigd. Met de kraan op de arm kan de snijkop naar de werkplaats op het platform worden vervoerd. De laddertoren is op het platform en bovenin het A-frame gelagerd. Hierdoor is het mogelijk bij vaststaand platform in één zwaai een breedte van 82 meter te baggeren op een diepte van maximaal 32 meter. 
Extra steun
Normaal staat het platform op de binnenste vier poten. Zonodig kunnen als extra steun de vier overige poten gebruikt worden. Bijvoorbeeld bij zeer zachte bodemgesteldheid. 
De binnenste poten kunnen uitsluitend op en neer bewegen. De vier buitenste poten kunnen echter in alle richtingen bewegen door de cardanische ringen. De bewegingen worden via een ingewikkeld hydraulisch systeem uitgevoerd. De maximum wandelpas is drie meter. 
Het platform baggert of graaft achteruit. De snijkop bevindt zich buiten de poten. Stevin heeft bewust voor dit systeem gekozen. Het betekent dat de poten steeds op een vrij horizontaal vlak komen te staan. Bovendien is rekening gehouden met de zeegang. Het ontwerp is geschikt om bij een maximum golfhoogte van drie vier meter op een diepte van 32 meter te baggeren. 
Op het dek zijn accommodatieverblijven geplaatst voor meer dan 50 personen. Voorts zijn er werkplaatsen, machinekamers en twee dekkranen van elk 88 ton hijsvermogen. 
Afvoer van de opgegraven modder, stenen etc. gebeurt aan stuurboordzijde via een pijp in een langszij liggende bak of via een drijvende of afgezonken pijpleiding naar een andere plaats. 
Ervaring
Met deze wandelende snijkopzuiger heeft Stevin een belangrijke stap gedaan op het gebied van nieuwe ontwikkelingen in de baggerwereld. Het vaartuig is uitermate geschikt voor werkzaamheden in open zee en het afgraven van harde grondsoorten zoals rotsen. Een werkterrein, waarin Stevin in de loop van de jaren veel ervaring heeft opgedaan, vooral in het buitenland. Met de “Camel” heeft men tevens de mogelijkheid geulen voor pijpleidingen te graven in de zeebodem of mijnbouw activiteiten te plegen op de zeebodem. Het zal zelfs mogelijk zijn havens te graven aan kusten, die tot nu toe niet te bewerken waren door een slechte bodemgesteldheid of zware zeegang. 
De constructie zal daarom aan bijzondere eisen moeten voldoen. Ook wij zullen in verband daarmee nog de nodige problemen tegen komen. Onze know-how en vakmanschap staan evenwel garant voor een kwaliteitsproduct, dat voor de door ons te bouwen vitale onderdelen van de “Camel” zeker vereist is. 
Enige technische gegevens van de “Camel”: 
Lengte over alles 190,00 
Lengte drijvers 102,20 
Totale breedte 63,20 
Hoogte drijvers 7,10 
Breedte drijvers 23,00 
Diepgang 6,10 
Kolomhoogte 15,00 
Hoogte bovendek 4,00 
Baggerdiepte minimaal 3,00 
Baggerdiepte maximaal 32,00 
Zuigbreedte op 32 m 
waterdiepte 82,00 
Vermogen snijkop 5000 PK 
Vermogen onderwaterpomp 5000 PK 
Vermogen zandpompen aan boord 3 X 5000 PK 
Diameter zuigleiding 1100 mm 
Diameter persleiding 1000 mm 
Totaal geinstalleerd vermogen 35000 PK 
Voortstuwing 4 X 2500 PK 
Werkomstandigheden bij een diepte van 32 meter: 
Maximum golfhoogte 3-4 m 
Periode 4-15 sec 
Getijde stroomsnelheid 1 m/sec 
Max. windsnelheid 20 m/sec. 
Deze waarden betreffende de werkomstandigheden nemen toe wanneer de waterdiepte afneemt. 
(Bron: Nieuws van de RDM, april/mei 1978) 

Bouw “Camel” poten vordert gestaag.
Een uitermate indrukwekkend karwei is de bouw van de acht poten voor de wandelende snijkopzuiger “Camel” van Stevin. De productie hiervan is half mei 1978 gestart en thans ligt vrijwel de hele Scheepsbouwwerkplaats bezaaid met kleinere en grote onderdelen hiervoor. De hierbij afgebeelde foto’s geven een aardig overzicht. Elke poot wordt vervaardigd in vier zogenaamde volumesecties, die van boven naar benezijn genummerd in level 1, 2, 3 en 4. Elke volumesectie varieert in lengte en gewicht, wat te maken heeft met de constructie en sterkte van de afzonderlijke secties. Level 1 en 2 wijken bovendien uiterlijk af van level 3 en 4. Aan de bovenste twee – dus no. 1 en 2 – zijn zware tandheugelplaten ingebouwd, die dienen om de poten te heffen of te laten zakken. 
Plaatvelden
Zoals op de foto’s zichtbaar is, wordt een volumesectie samengesteld uit vier zogeheten plaatvelden. Het eerste plaatveld wordt horizontaal op schragen opgesteld. Daarop komen een aantal tussenschotten. Vervolgens worden de beide zijplaatvelden aangebracht en tenslotte bovenop het vierde en laatste plaatveld. De volumesecties 1 en 2 worden in de Scheepsbouwwerkplaats compleet afgelast. De volumesecties 3 en 4 daarentegen worden wel in de werkplaats samengesteld en gedeeltelijk afgelast, maar door de Montage S buiten op de stelvloer afgelast in grote regententen en verder gecompleteerd. Het transport naar de stelvloer vindt plaats met de sectiewagen. Deze rijdt twee secties tegelijkertijd naar buiten. Op de stelvloer worden deze eerst een kwart slag gekanteld. Hierbij maakt men gebruik van zware kantelringen, die men over de sectie einden schuift en met behulp van daar opgestelde rollenbokken is het kantelen in een zeer korte tijd gebeurd. 
Doorstroming
De reden waarom de volumesecties 3 en 4 door de Montage buiten worden afgewerkt is om een vlotte doorstroming van de werkzaamheden in de werkplaats te bevorderen. Wat betreft de bouw van de acht poten is men op dit moment ongeveer halverwege. Dat wil zeggen, de laswerkzaamheden aan de volumesecties voor poot nummer 5, 6, 7 en 8 zijn onderhanden, terwijl de werkzaamheden voor de volumesecties van poot nummer 1, 2, 3 en 4 op de lasvloer in volle gang zijn. De compleet afgelaste volumesecties ondergaan een conservering. Na deze behandeling vindt opnieuw transport plaats naar de stelvloer, waar Montage S deze zal koppelen. Het samenstellen van volumesectie 1 aan 2 en 3 aan 4. Dan heeft men zware halve pootsecties. Naderhand zullen deze halve poten nabij de waterkant tot één lange poot van zo’n 43 meter lengte worden samengebouwd. Het totaal gewicht bedraagt dan ruim 400 ton per poot. 
Arbeidsintensief
Zoals wij al schreven in ons april/mei-nummer zullen de constructies aan bijzonder zware eisen moeten voldoen. In de praktijk blijkt eens te meer dat hiervoor een hoog vakmanschap is vereist. Bovendien is het een zeer arbeidsintensief karwei. Men hoeft hierbij alleen maar aan het voorverwarmen van het materiaal te denken en de maattoleranties, die aan de volumesecties worden gesteld. Wij zullen u in de komende uitgaven van de bouwactiviteiten van de “Camel” onderdelen op de hoogte houden. 
(Bron: Nieuws van de RDM, aug/sept 1978) 

“Camel” poten lopen goed.
Het bouwprogramma voor de acht poten van de snijkopzuiger van Stevin verloopt nagenoeg zonder problemen. Dit is niet in de laatste plaats te danken aan de geweldige inzet van iedereen die hierbij betrokken is. 
In ons augustus/september 1978 nummer schreven wij voornamelijk over de werkzaamheden in de scheepsbouwloods. Thans zijn alle pootstukken of levels in bewerking bij de Montage S op de stelvloeren aan weerszijden van helling 8. 
Na het conserveren van een pootstuk worden de naden op de stelvloer pasgemaakt. Dan volgt de koppeling ervan tot halve poten. Tijdens deze koppeling houdt men de pootstukken, die op hydraulische vijzels staan, continu in de gaten in verband met de zeer krappe lengte toleranties. 
Uiteindelijk vindt de koppeling plaats van de halve poten tot één lange poot van 42 meter en een gewicht van 460 ton. Dit gebeurde aan de waterkant, zodat naderhand de complete poten met behulp van bokken getransporteerd kunnen worden. 
Laskooien
In verband met de materiaal dikte en de zware kwaliteitseisen dient al het te lassen materiaal voorgewarmd te worden. In de werkplaatsen geeft zoiets niet al te veel problemen, maar buiten zou zeker in dit jaargetijde met lage temperaturen het voorverwarmen op onoverkomenlijke problemen stuiten. Afgezien nog van de overige weersinvloeden, die hoogwaardig laswerk vrijwel onmogelijk maken. Al deze problemen zijn ondervangen door het toepassen van speciale laskooien voor het lassen van de stuiknaden van twee pootstukken en poothelften. De laskooien zijn voorzien van werkbordessen, verlichting en afzuiging. 
Primeur
Onze afdeling Scheepsnieuwbouw & Offshore heeft in RSV-verband de primeur van het toepassen in de zeer zware constructiebouw, zoals de “Camel” poten, van de Pantomig lasmachine. Dit is een automatische CO2 lasmachine, waarbij het smeltbad, dus de plaats waar de lasdraad samensmelt met het te lassen materiaal, volledig door CO2 gassen afgeschermd wordt tegen invloeden van onder andere zuurstof en vocht. De toepassing van CO2 maakt de Pantomig speciaal geschikt voor vertikaal opgaande naden en naden boven het hoofd. Integenstelling dus tot de Union-melt lasmachine, waarbij het smeltbad afgeschermd wordt door poeder en die daardoor uitsluitend bruikbaar is voor van bovenaf te lassen horizontale naden. Het lassen van een stuiknaad met de Union-melt gebeurt door telkenmale de lasmachine in lengterichting de naad op te laten vullen. Ook hierin wijkt de Pantomig af. Deze beweegt voor het volledig vullen van een lasnaad meerdere malen in lengterichting van de naad en maakt tegelijkertijd een pendelende beweging. Dat wil zeggen een soort zig-zag patroon, zodat de naad bij elke beweging in lengterichting tevens in de breedte wordt opgevuld. Zo’n 75 procent van alle laswerk aan de stuiknaden van de poten wordt met deze Pantomig lasmachine gelast. 
Lenspomp
In de laatste fase van het samenstellen van een poot worden inwendig diverse onderdelen gemonteerd. Dit zijn een lenspomp – de poten blijven van boven open, zodat regenwater en dergelijke weggepompt moeten kunnen worden – de daarvoor benodigde pijpleidingen, een kabelbaan voor electra en een lange kooiladder. 
Tenslotte resteert het bijwerken van het schilderwerk aan de gelaste stuiknaden, waarna de poten gereed zijn voor transport naar de VDSM op Rozenburg. Volgens planning zullen de eerste twee complete poten aan het eind van dit jaar worden verscheept. Inmiddels is de Montage S bezig met de vier cardanringen voor de poten en in de Scheepsbouwwerkplaats vordert het A-frame en de laddertoren van de “Camel” al een heel eind. Hierop komen wij in een volgend nummer terug. 
(Bron: Nieuws van de RDM, nov/dec 1978) 

Onderdelen voor “Camel” goed op schema.
Begin dit jaar zijn de eerste twee complete en volledig geconserveerde poten voor de wandelende snijkopzuiger “Camel” op tijd naar de VDSM getransporteerd. Per poot werden daartoe twee zware bokken ingezet. De rest van het potenprogramma ligt op schema en bestaat uit het koppelen van poothelften tot hele poten. 
Het slechte weer wordt waar mogelijk “buiten” gehouden door het gebruik van tenten, kappen en kooien. 
Inmiddels werkt de afdeling Scheepsnieuwbouw & Offshore hard aan de overige onderdelen voor de “Camel”. Op de grote helling bouwt de afdeling Montage Scheepsbouw de vier grote cardanringen met elk een gewicht van circa 120 ton. De eerste daarvan is reeds in bewerking in de Machinefabriek van WF & RDM. Teneinde de reusachtige cardanringen de machinefabriek binnen te krijgen moest zelfs bij de grote deuren in de oostgevel, ter hoogte van kraanbaan 4, in het midden een zware steunbalk worden weggenomen. De cardanringen zullen met tussenpozen van twee weken naar de VDSM vervoerd worden. Aldaar zal RDM Montage personeel de ringen koppelen met de kantelframes. 
Vitale delen
Het reusachtige A-frame is door de Scheepsbouwwerkplaats in vijf secties vervaardigd. De koppeling ervan voert weer de afdeling Montage Scheepsbouw uit. Deels op stelvloer Noord en tenslotte tot één geheel op stelvloer West. In verband met de grote afmetingen van het A-frame – ruwweg 35 meter bij ruim 50 meter – moet bij de koppeling tot één geheel een deel van de lattenloods worden gewijzigd. 
De laddertoren – totaalgewicht zal ongeveer 800 ton bedragen – is deels onderhanden bij de Scheepsbouwwerkplaats en deels bij de Montage S. 
Secties van de reparatie-arm van de “Camel” zijn gedeeltelijk al gekoppeld op stelvloer Zuid. Ook hiervan zal de eindkoppeling plaatsvinden op stelvloer West. 
Voor de duidelijkheid plaatsen wij hierbij nogmaals het zijaanzicht van de “Camel” met daarop aangegeven de door ons te bouwen delen. 
Daarnaast heeft de Scheepsbouwwerkplaats nog talrijke andere vitale delen in bewerking. Onder andere het grote kwadrant van de laddertoren; dit is een scharnierpunt voor de cutterladder, de grote stagen voor het A-frame, jack-up units enz. 
(Bron: Nieuws van de RDM, jan/feb/mar 1979) 

Omschrijving:
Een project uit de nadagen van de RSV was de bouw van het “wandelende” baggerplatform “Camel” of “Simon Stevin”, oorspronkelijk uitgevoerd in opdracht van Stevin Baggeren. Tijdens de bouw vond de fusie met Volker plaats. 
Verolme Botlek bouwde de pontons, de dekken en de opbouw. De RDM nam het complete baggergebeuren voor haar rekening en vervaardigde de onderdelen voor het “wandelen”. Het platform werd echter nooit opgeleverd, het ging linea recta op weg naar haar sloop in Taiwan. 
De oplevering van de “Simon Stevin” had toen alles met de politiek van de dag te maken. Indien de opdrachtgever het vaartuig had moeten overnemen, moest het merendeel van de contractsom nog over tafel. Dat zou geleid hebben tot overheidssteun aan de baggerindustrie, c.q. aan Volker Stevin. Een gruwelijke sanering van de scheepsbouw lag meer voor de hand; bovendien werd die sector al gesubsidieerd. 
Overigens heeft de “Simon Stevin” uiteindelijk in 1982 toch nog even met succes proefgedraaid op de Noordzee. De bouw hiervan bleek toen technisch een succes, maar het was een drama voor de RSV en ook voor Volker Stevin. Ondanks alles blijft toch overeind dat het ontwerp en de bouw van de “Simon Stevin” een technisch hoogstandje was.

Citaat: Wim Bank: Heb even op de Camel gewerkt. Tijdens het proefdraaien was de graafkop vast gelopen. Moest een bronzen lager vervangen worden, diameter ca 800 mm.

Artikelen:
– RDM bouwt de gecompliceerde vitale delen voor snijkopzuiger “Camel”, Nieuws van de RDM, april/mei 1978, blz 1-3: 
PB-1978-04-05.pdf
– Bouw “Camel” poten vordert gestaag, Nieuws van de RDM, aug/sept 1978, blz 1: PB-1978-08-09.pdf
– “Camel” poten lopen goed, Nieuws van de RDM, nov/dec 1978, blz 2-3: PB-1978-11-12.pdf
– Onderdelen voor “Camel” goed op schema, Nieuws van de RDM, jan/feb/mar 1979, blz 3-4: PB-1979-01-02-03.pdf.

Film: Stadsarchief Rotterdam.

Foto’s: Stadsarchief Rotterdam.