“Orient Exporer”, Booreiland, 1965, verbouwing.

Foto boven: Het booreiland “Orient Explorer”, dat in 1965 bij de RDM een onderhoudsbeurt kreeg en verbouwd werd.

“Orient Explorer”. 
De “Orient Explorer”, een vertrouwd geworden beeld op ons bedrijf sinds maart, is vertrokken. Het booreiland van de Koninklijke Shell Groep is voor on bepaalde tijd verhuurd aan de N.V. Nederlandse Aardolie Maatschappij (N.A.M.), die het zal gaan gebruiken bij het zoeken naar olie of gas. In de Waddenzee bij Vlieland, zoals de berichten luiden. 
Na een verblijf van zes jaar in de tropen, Brunei, Brits Borneo, werd de Orient Explorer naar Europa versleept. Tijdens deze reis kwam het booreiland in de Middellandse Zee in een storm terecht, waardoor het schade opliep. Herstelwerkzaamheden zouden in Engeland geschieden, maar in verband met de beschikbare faciliteiten werd Rotterdam verkozen. En wie Rotterdam zegt, denkt daarbij aan de RDM. 
Heel wat is er aan gedokterd. Het eiland is op schade gecontroleerd, waarbij bleek dat het allemaal nogal meeviel. Noodzakelijke reparaties aan de 70 meter lange vijzelpoten en aan de vijzelinrichting zijn uitgevoerd; ook onderging het booreiland een algehele onderhoudsbeurt en werd bijzondere aandacht besteed aan de conservering van het vaartuig. 
Tijdens deze werkzaamheden werd beslist welke extra vernieuwingen zouden worden aangebracht en voorzieningen om in koudere streken te werken. 
De vernieuwingen betreffen ondermeer een 49 meter hoge boortoren, twee vast opgestelde hijskranen, versterking van de boorvloer, gedeeltelijke vernieuwing van het helikopterdek en zes cementsilo’s met hogedrukpompen (800 atm.). Het cement wordt ter versteviging van het boorgat tussen de ingebrachte stalen buizen en de wand van het boorgat gepompt. 
Naast dit al omvangrijke werk werd het mechanisme van de uitschuifbare poten gerevideerd, alle machines, motoren en leidingen nagezien en waar nodig vernieuwd of uitgebreid. Zo zijn veertien motoren “overhaald” en werd de elektrische installatie geheel vernieuwd. In- en uitwendig dus kreeg de “Orient Explorer” een nieuw gezicht; ook al door het ontroesten, meniën en schilderen, waaraan in de tropen niet voldoende aandacht kon worden besteed. 
Het opvijzelen werd beproefd op “lokatie” Heysehaven. Wanneer de poten in de zeebodem worden gedrukt is de gesteldheid van de bodem belangrijk. Het eiland moet hecht gefundeerd staan. Reserve “pootlengte” is soms gewenst, vaak ook verbredingen aan de voet, zoals bij de Sedco de sloffen, om vastere grond onder de voeten te kunnen krijgen. Is die vaste grond eenmaal gevonden, dan wordt het eiland verder “opgekrikt” zo hoog dat zelfs de hoogst denkbare golfslag de bodem van het ponton niet kan bereiken. 
Tijdens een bezoek aan boord vernamen we iets over het boren in zee en wat er allemaal bij komt kijken. De voor het boren benodigde pijpdelen met conische schroefkoppeling liggen in lengtes van 9 meter naast de boortoren. De boorploeg op de boorvloer zet deze pijpen vast als ze uit de put komen of pikt ze aan als ze weer naar beneden gaan. Bij het steeds dieper boren wordt er iedere keer een lengte pijp aangekoppeld. Moet de boorbeitel verwisseld worden, dan komt alle pijp weer uit het gat en tijdelijk in de toren te staan om na het verwisselen weer te worden ingevoerd. Tijdens de boring worden steeds monsters uit de aardlagen getrokken. In een verzameltank bevindt zich een hoeveelheid modder, de zgn. boorspoeling voor koeling en “smering” van de boor. De spoeling wordt door een leiding eerst naar boven in de toren en dan door de boorpijp naar beneden gevoerd. Daar in de diepte vermengt het zich met het boorgruis en komt dan tussen de boorpijp en de wand van het boorgat weer naar boven. Via een goot gaat het door een grote zeef. Het op de zeef achterblijvende boorgruis wordt doorlopend door een expert beoordeeld. Na dit onderzoek gaat de gezeefde spoeling weer terug in de verzameltank. Wordt olie of gas aangetroffen, dan onderzoekt men of de aard en omvang van het aangeboorde reservoir een commerciële productie mogelijk maakt. 
Tenslotte nog enkele technische gegevens. Hoofdafmetingen: 57,5 x 32,0 x 5,5 m. Hoogte boortoren: 49 m. Gewicht toren: 60 ton. Lengte poten: 38,5 m. Gewicht: 180 ton. Reservelengte: 30,6 m. Gewicht 150: ton. Diameter poten: 3,05 m. Hefvermogen kranen: 25 ton. Inhoud cementsilo’s: 6 x 50 ton. Bouwjaar: 1958. 

Omschrijving:
Van de Bataafse Internationale Petroleum Mij N.V. kreeg de RDM opdracht om het booreiland Orient Explorer gereed te maken voor volgende operaties in zee. Dit gereedmaken omvatte het eiland te controleren op schade en noodzakelijke reparaties uit te voeren aan de vijzelinrichtingen en aan de 70 meter lange vijzelpoten, elk met een gewicht van 325 ton. Voor het lichten van de poten, die een doorsnede hebben van 3 meter, en het transport over water, werd gebruik gemaakt van de grootste drijvende bokken in het Rotterdamse havengebied. Ook voor het verplaatsen van andere zware onderdelen werden deze bokken ingezet. Het waren de “Heracles” en de “Ajax” van Kraaijeveld’s Transport Mij. en de Simson van Van der Tak’s Bergingsbedrijf. De “Orient Explorer” kreeg ook een algehele onderhoudsbeurt. Hierbij werd bijzondere aandacht besteed aan de conservering van het eiland en van de poten. De B.I.P.M. plaatste deze opdracht bij de RDM, omdat in de Rotterdamse haven meer en betere faciliteiten beschikbaar waren dan elders in Europa. Het booreiland lag in de Heyse haven, aan kraanbaan 12 zuid. 

Artikelen:
– Twee belangrijke opdrachten, bedrijfsblad “Nieuws van de RDM”, april 1965.
– “Orient Explorer”, bedrijfsblad “Nieuws van de RDM”, november 1965.

Later: “Santa Fé Explorer”.

Bronnen: 
Stadsarchief Rotterdam.