Hr. Ms. “De Zeven Provinciën”, 1964, verbouwing.

Foto boven: 3-8-1964. Hr. Ms. kruiser “De Zeven Provinciën”.

De redactie van het bedrijfsblad “Nieuws van de RDM” is in de gelegenheid geweest om zich op de hoogte te stellen van wat er eigenlijk op Hr. Ms. kruiser “De Zeven Provinciën” – die al ruim anderhalf jaar op onze werf ligt – is gebeurd en nog gaat gebeuren. 

Omschrijving:
De verbouwing, die in augustus 1964 haar beslag krijgt, komt neer op een volledige verandering van het achterschip, waardoor de kruiser is aangepast aan de eisen die de moderne druk-op-de-knop oorlogstechniek stelt. Op de Foto hierboven ziet U “De Zeven Provinciën” in de toestand zoals het schip in mei 1962 op de R.D.M. aankwam. De tekening in Foto 1 hieronder laat zien dat alle geschutstorens van het achterschip zijn verdwenen, dat het hoofddek tot helemaal achteraan het schip is doorgetrokken, dat een nieuw dekhuis op het verhoogde achterdek is gekomen en tenslotte dat op dit achterdek een raketwerper is opgesteld. 
En om die raketwerper gaat het. Raketinstallaties op oorlogsbodems zijn het antwoord op de supersnelle en nauwkeurige aanvalstechniek met het oorlogsvliegtuig van deze tijd. De raket die, enige maler sneller dan het geluid, zelf het aanvallend vliegtuig opzoekt en vrijwel zeker vernietigt moest de taak van het geschut op lange afstand overnemen. Om nu even terug te komen op de oude toestand van het schip, de installaties boven het dek waren bepalend voor de vroegere indeling benedendeks en voor het “verband” van dit deel van het schip. De raketinstallatie vroeg om een geheel nieuwe indeling benedendeks en verder moesten de hoofdverbanddelen en de pantsering aan de nieuwe uitrusting worden aangepast. 
Van mei tot september 1962 zijn we bezig geweest met op en in het achterschip te slopen wat verdwijnen moest. Van september 1962 tot april 1963 moest het schip in dok om belangrijke hoofdverbanddelen te slopen en gewijzigd weer in te bouwen. Eveneens werd de pantserhoed aangebouwd. Vervolgens werd na het uitdokken het dekhuis opgebouwd en nu wordt druk gewerkt om seinstations, radarhutten, geleide wapen installatie, verblijven, toiletten, enz. op tijd gereed te krijgen. 
Nu iets over de techniek van de nieuwe bewapening van de kruiser. U hebt kunnen zien dat kort geleden, achter de nieuwe schoorsteen, een vrij hoge in onze scheepsbouwloods geheel van aluminium vervaardigde mast op het achterschip is geplaatst. Daarop is gemonteerd de zogenaamde acquisitieradar, die de lucht steeds afzoekt op naderende vliegtuigen. Wat deze radar in de lucht tegenkomt is in de eerste plaats op een gewoon radarscherm te zien. Tevens worden ontdekte vliegtuigen zichtbaar gemaakt op een stel speciale radarschermen die zijn verbonden met elektronische machines. Zij kunnen in fracties van seconden berekenen hoe snel die vliegtuigen naderen, op welke hoogte, onder welke hoek en hoe ver ze weg zijn. 
De bedieningsmanschappen van deze apparatuur kiezen nu de doelen die het eerst moeten worden vernietigd en stellen daarop de geleidingsradar in werking, die elektronisch is gekoppeld aan de raketwerper. Wel met bijzondere zorg werd de door ons geheel uit aluminium vervaardigde radarmast aan boord van de kruiser gehesen. Op deze mast is het „oog” van de raketinstallatie gemonteerd. De geleidingsradar en raketwerper blijven automatisch op de gekozen doelen gericht (zitten er als het ware aan vast gekleefd) en het aan deze radar gekoppelde elektronische rekentuig geeft aan wanneer de raket kan worden gelanceerd. Als de raket eenmaal los is wordt ze, via de geleidingsradar, zonodig bijgestuurd, zodat het een vliegtuig niet helpt als het van koers zou veranderen. De trefkans van de raket nadert dan ook de honderd procent. 
Het zal duidelijk zijn, dat het onderbrengen van alle apparatuur die nodig is voor het opsporen van de doelen voor de raketten en het richten heel wat ruimte vraagt. En inderdaad beneden in het achterschip en in het dekhuis op het F-dek staat het dan ook vol met allerlei apparatuur, waarvan een deel het min of meer vertrouwde beeld geeft van de ons bekende navigatiemiddelen. Voor het overige bestaat dit uit batterijen van kasten met elektronische wonderzaken die thuis lijken te horen in het laboratorium. 
Daarbij komt dan natuurlijk nog de opslagruimte voor de raketten. Zowel aan stuurboord als aan bakboord is een draaiend magazijn voor de raketten (in principe gelijk aan het draaiend magazijn van een revolver), dat de projectielen één voor één onder een lift kan brengen. De lift brengt de raketten op een slee die schuin onder de pantserhoed omhoog loopt en aansluit op de lanceerinstallatie. Ook voor deze voorzieningen moest natuurlijk een grote ruimte vrijgemaakt worden. 
De verwapening van “De Zeven Provinciën” komt er eigelijk op neer dat men in het achterschip een hele fabriek heeft gebouwd en beslist geen alledaagse fabriek, zodat het toch wel begrijpelijk is dat daar jaren werk aan vast zat. Werk dat bovendien bijzonder grote nauwkeurigheidseisen stelde, waarbij dikwijls moeilijk bewerkbaar materiaal moest worden gebruikt en dat bovendien nog werd bemoeilijkt doordat men in een beperkte ruimte met grote en slecht hanteerbare stukken moest manipuleren. 
Nee, de ongeveer 350 RDM-ers die op dit schip werken hebben het lang niet altijd gemakkelijk. En om nog even op de aanhef van dit artikel terug te komen, vrijetijdsbesteding is dit werk ook al niet omdat het tijdschema hier extra straf gehanteerd moet worden om het personeel van de gespecialiseerde bedrijven, die de elektronische apparatuur instellen en uittesten, steeds voor te blijven. Waarmee niet gezegd wil worden, dat de Marine een lastige klant is. Wel een klant die ons noodzaakt lastige problemen op te lossen. 
(Uit: Wat doen we voor de Marine?) 

Citaten:

Artikelen:
– Foto en tekst, bedrijfsblad “Nieuws van de RDM”, december 1963, blz. 10: PB-1963-12.pdf
– Wat doen wij voor de Marine?, bedrijfsblad “Nieuws van de RDM”, februari 1964, blz. 4-6: PB-1964-02.pdf
– Werkbezoek Prins Bernhard, bedrijfsblad “Nieuws van de RDM”, juli 1964, blz. 3: PB-1964-07.pdf.

Bronnen: 
– Artikelen hierboven.