Bouwnummer RDM-335, m.s. “Cunard Ambassador”, 1972, cruiseschip.

Foto boven: 5-4-1972. Het cruiseschip Cunard Ambassador passeert “de Hef” (Spoorbrug over de Koningshaven) en de Koninginnebrug.

Scheepswerf: RDM/ P. Smit Jr. 
Opdrachtgever: Cunard Steamship Company Ltd., Engeland. 
Tonnage: 14151 brt 2314 dwt. 
Hoofdafmetingen: Loa = 148,09 m, Lll = 125,91 m, B = 21,59 m, H = 15,15 / 7,60 m, d = 5,86 m. 
Voortstuwing: 4 Stork-Werkspoor dieselmotoren, ieder met 12 cilinders en 7000 pk, 560 omw/min, reductie tandwielkasten, 2 verstelbare schroeven, snelheid 24 kn. 
Verdere gegevens: Accommodatie voor 832 passagiers (één klasse) en 271 bemanningsleden. 

Bouwnummer 335:
Dit schip is een zusterschip van m.s. “Cunard Adventurer”, RDM-bouwnummer 329. 
De opdracht voor m.s. “Cunard Ambassador” werd door de RDM geboekt en als bouwnummer opgenomen, maar de bouw werd niet door de RDM zelf uitgevoerd. 
De RDM-archieven vermelden rond 1972 op de plaats van het daar ontbrekende bouwnummer 335: 
3.1.19 / Inventarisnummer 18 / 
  – Bouwnummer: – -, portefeuille: H178, naam: – -, opdrachtgever El Paso Project  
  – Bouwnummer: – -, portefeuille: H179, naam: – -, opdrachtgever Overeenkomst met v.d.Taks Bergingsbedrijf  
  – Bouwnummer: – -, portefeuille: H180, naam: – -, opdrachtgever Bijlbrief bok “Moa”  
  – Bouwnummer: – -, portefeuille: H181, naam: Cunard Ambasssador, opdrachtgever te bouwen door P. Smit 

O.a. de feiten dat de bouw van de “Cunard Ambassador” door de RDM geboekt is, zij deze bouw uitbesteedde aan P. Smit Jr. en zelf later dit schip aan de Cunard Steamship Company overdroeg, doet sterk vermoeden dat dit schip toen ook het RDM-bouwnummer 335 geweest is. Ook in de Engelse Wikipedia wordt (met het P. Smit Jr. bouwnummer 666) de RDM als bouwer vermeld. 
Opmerkelijk is dat Evert van der Schee bij bouwnummer 335 in de nieuwbouwlijst achter in zijn boek “Rotterdamsche Droogdok Maatschappij” helemaal niets vermeldt. Hij geeft daar alleen maar streepjes weer. Alle vanaf bouwnummer 101 en vóór 1925 door de NW gebouwde schepen vermeldt hij wel in zijn boek. Waarom? 
Ondanks de m.i. plausibele conclusie dat bouwnummer 335 van de RDM de “Cunard Ambassador” van P. Smit Jr. moet zijn geweest, mijn mening voor een betere! 

Tweede passagiersschip geboekt; RDM bouwt samen met P. SMIT Jr.
Cunard-ONA Limited en de RDM hebben overeenstemming bereikt over de bouw van een tweede cruiseschip van 17.000 brt. Deze verheugende mededeling werd gedaan op 15 juni 1970. Cunard-ONA Ltd. is een gezamenlijke onderneming van de Amerikaanse (charter)luchtvaartmaatschappij Overseas National Airways – die indertijd het thans in aanbouw zijnde passagiersschip bestelde – en de Britse rederij Cunard Steamship Company Ltd. Voordat op 14 juni in Londen het bouwcontract voor het tweede cruiseschip werd ondertekend, had ONA het reeds bestelde passagiersschip eveneens aan de nieuwe gezamenlijke onderneming overgedragen. 
Inmiddels is bekend geworden dat ONA haar aandelen in de nieuwe onderneming aan Cunard heeft overgedragen, zodat de Britse rederij in feite eigenaar is geworden van de twee bestelde passagiersschepen. Het eerste cruiseschip moet in het begin van de zomer volgend jaar worden opgeleverd; het onlangs bestelde schip in de nazomer van 1972. 
Teneinde deze snelle levertijd te realiseren zal het tweede passagiersschip door de RDM in nauwe en vergaande samenwerking met Machinefabriek en Scheepswerf van Piet Smit Jr. worden gebouwd. 
(Bron: Nieuws van de RDM, augustus 1970) 

Vlotte stapelloop bij P. Smit Jr.; Champagnefles bleef achter.
Zonder veel officieel vertoon is op donderdag 16 maart 1972 laat in de middag bij onze dochtermaatschappij P. Smit Jr. het zusterschip van de “Cunard Adventurer” in haar element gegleden. De vlekkeloze tewaterlating verliep met stille trom op verzoek van de Britse opdrachtgevers. Pas in het najaar zal de traditionele champagnefles tevoorschijn worden gehaald en de doopformule worden uitgesproken. Dit zal gebeuren in volle zee ergens tussen Rotterdam en de thuishaven van de “Cunard Ambassador”, Southampton. Tijdens deze trip van het cruiseschip vindt tevens de overdracht plaats. Hoewel de doopceremonie bij P. Smit Jr. dus achterwege moest blijven was er uiteraard wel een dame aanwezig om de laatste beletselen voor de stapelloop weg te nemen. Dit werd vakkundig gedaan door de echtgenote van de direkteur van de werf, mevrouw M. Trouw – Boon. Vrijwel het gehele personeel, vele familieleden en gepensioneerde medewerkers waren er getuige van hoe het elegante cruiseschip volgens de regels van de kunst van de helling gleed. 
Gecompliceerd
Voorafgaande aan de tewaterlating ontving ir. J.J. Trouw in het direktiekantoor van de werf vertegenwoordigers van de pers. De heer Trouw zei daar ondermeer, dat de bouw van dit cruiseschip voor de 100 jaar bestaande werf het meest gekompliceerde nieuwbouwprojekt uit de geschiedenis is. Duidelijk liet de werfdirekteur ook uitkomen, dat dit karwei in nauwe samenwerking met de partnerwerven uit de RVS-Groep wordt uitgevoerd, vooral natuurlijk met de RDM waar de “Cunard Adventurer” is gebouwd. Omdat het vrijwel identieke zusterschepen zijn, kwamen alle benodigde tekeningen van de RDM-tekenkamers. Dit houdt echter niet in dat de tekenaars van P. Smit Jr. deze grote tekenklus geheel aan hun neus voorbij hebben zien gaan. 
Schip in RDM-dok 9
Enige dagen na de tewaterlating kwam het cruiseschip naar de RDM om in dok 9 o.a. te worden voorzien van de vier diesel-motoren. Tegelijkertijd werd ook de bulbsteven voltooid. Om de RDM te bereiken moesten de Maasbruggen “worden genomen”. Ondanks de sterke wind loodsten sleepboten het elegante schip veilig langs deze moeilijke klip. 
(Bron: Nieuws van de RDM, april/mei 1972) 

“Cunard Ambassador” opgeleverd.
Op het moment dat u dit blad ontvangt is de “Cunard Ambassador” uit Rotterdam vertrokken voor haar “maiden trip”. Het 148 meter lange cruiseschip – de trots van alle medewerkers van P. Smit Jr. – werd op 21 oktober gedoopt, terwijl het lag afgemeerd aan de Wilhelminakade. De kiellegging vond plaats op 3 februari ’71 en de stapelloop op 16 maart van dit jaar. Evenals het zusterschip “Cunard Adventurer” wordt de “Cunard Ambassador” ingezet in het Caraïbisch gebied. 
(Bron: Nieuws van de RDM, oktober 1972) 

Historie:
Het cruiseschip werd als bouwnummer 666 te water gelaten op 16-03-1972 bij Machinefabriek en Scheepswerf P. Smit Jr. te Rotterdam, sinds 1968 een volle dochter van de RDM, waaraan de bouw door de RDM werd uitbesteed. De dieselmotoren werden bij de RDM ingebouwd. De “Cunard Ambassador” werd in oktober 1972 door de RDM overgedragen aan de Cunard Steamship Company. 
In 1974 brak er aan boord een machinekamerbrand uit. Het voormalige cruiseschip werd als veetransportschip hersteld en bleef als zodanig bij verschillende eigenaren varen tot haar sloop in 1984 in Taiwan, een sloop die het direkte gevolg was van een tweede brand aan boord in 1983 in de Indische Oceaan. 

Citaten:
– “Rotterdamsche Droogdok Maatschappij” door Evert van der Schee, blz. 112/113: 
… … Een tewaterlating is een van de mooiste momenten voor een scheepsbouwbedrijf. Ik begin daar dan ook graag mee. Op 2 februari 1971 werd het passagiersschip de “Cunard Adventurer” te water gelaten. Oorspronkelijk was dit een opdracht van de Amerikaanse Luchtvaartmaatschappij Overseas National Airways. Echter, het contract werd overgenomen door de Engelse rederij Cunard. Daardoor werd het zelfs mogelijk een zusterschip (m.s. “Cunard Ambassador”, bnr 335) te boeken, dat door de R.D.M. werd uitbesteed aan P. Smit Jr. 
Bedrijfsdirecteur Stapel maakte bij deze gelegenheid nog eens de keuze van de R.D.M. voor bijzondere schepen en objecten duidelijk. “De prijs”, zo zei hij, “is niet hoog maar blijft constant waardoor er in slappere tijden niet teveel verlies wordt geleden.”. En daarmee komen we opnieuw terecht in het al eerder gememoreerde beleid van de afdeling scheepsbouw, die koos voor de krenten uit de markt zoals offshore en de genoemde passagiersschepen. … …

– www.travelserver.net (elad & PamM): 
… … She had an engine room fire in 1974, and was classified as CTL [Constructive Total Loss]. She was sold to a Danish firm and renamed to m.v. “Linda Clausen” as rebuilt as a livestock carrier. Then in 1980, she became the sheep carrier m.v. “Procyon”. She became m.v. “Raslan” at some point (1983) and was broken up in 1984. … …
– www.jouster.com (Garandy): 
… … Construction. 
Built by Rotterdamsche Droogdok Maatschappij, Rotterdam, the Netherlands, 1972. 14,155 gross tons; 484 feet (148 m) long; 71 feet (22 m) wide. Diesel powered engines turning two propellers. Service speed 20.5 knots (38.0 km/h). 806 all-one-class passengers. 
Ship history. 
Because of the vast amount of money being put into this project with so many ships, Overseas National Airways soon ran into financial troubles, and had to abort their project. Cunard saw the opportunity and quickly took over the project. The eight cruise ships were soon reduced to only two. Cunard christened the two new ships the “Cunard Adventurer” of 1971 and “Cunard Ambassador” of 1972. “Cunard Ambassador” along with her twin sister, didn’t last for very long. Both ships were intended for seven-day cruises. Some of these cruises included New York to Bermuda, San Juan to other Caribbean ports, and Vancouver to Alaska during the summer seasons. 
First fire. 
The “Cunard Ambassador”, along with the “Cunard Adventurer”, were actually less successful than intended. Unlike the “Cunard Adventurer”, which was shortly sold to become the “Sunward II” and later the “Triton”, the “Cunard Ambassador” was pulled out of Cunard service on September 12, 1974 after a fire on a positioning trip. There were no passengers on this trip, and had no fatalities involving the crew. After being towed to Key West, she was declared a total loss. Although the Cunard line declared her a total loss, the Danish didn’t think so. She was purchased as a gutted hull, and was refitted to become the Danish sheep carrier, “Linda Clausen” later the same year. After serving as the “Linda Clausen” for about six years, she was transferred again. In 1980, the “Linda Clausen” became the “Procyon”, and then in 1983, she became the “Raslan”. 
Second fire. 
In 1983, only a year after being rechristened “Raslan”, she suffered another devastating fire. This time, it happened in the Indian Ocean and the former “Cunard Ambassador” was beyond economic repair. After only thirteen years of service, two of which were with Cunard, she was sold to Taiwanese ship breakers and was later scrapped. 
Influence. 
Shortly after the selling of the “Cunard Adventurer” and the burning of the “Cunard Ambassador”, Cunard planned two new ships, the “Cunard Countess” and the “Cunard Conquest”, later changed to “Cunard Princess”. Incorporated in these new designs were many features of those on the previous “failures” of the “Adventurer” and “Ambassador”. A similar sleek profile, a similar sleek angular funnel, and the same white hull were incorporated into the design. … …

Artikelen:
– Tweede passagiersschip geboekt; RDM bouwt samen met P. SMIT Jr., Nieuws van de RDM, augustus 1970, blz. 7: 
PB-1970-08.pdf
– Vlotte stapelloop bij P. Smit Jr.; Champagnefles bleef achter, Nieuws van de RDM, april/mei 1972, blz. 3-4: 
PB-1972-04-05.pdf
– “Cunard Ambassador” opgeleverd, Nieuws van de RDM, oktober 1972, blz 17: PB-1972-10.pdf

Bronnen:
– “Rotterdamsche Droogdok Maatschappij” door Evert van der Schee, 1998, ISBN: 90 732 3516 2. 
– Wikipedia
– Stadsarchief Rotterdam.
– Travelserver