Bouwnummer RDM-334, m.s. “Fina Italië”, 1975, tanker.

Foto boven: Tanker m.s. “Fina Italië”, op 21-02-1975 in aanbouw op de verlengde RDM-helling 8.

Scheepswerf: RDM. 
Opdrachtgever: Petrofina S.A., Brussel. 
Tonnage: 115600 dwt. 
Hoofdafmetingen: Lll = 258,00 m, B = 42,00 m, H = 19,60 m. 
Voortstuwing: Schelde-Sulzer motor, 8 cilinders, 23200 pk. 
Verdere gegevens: Lloyds Register, klasse 100A1 – Oil Tanker. 

Nieuwbouworder voor 116.000 tons tanker.
Na enkele weken van onderhandelen is op vrijdag 26 oktober 1973 met PETROFINA S.A. te Brussel een contract gesloten voor de bouw van een standaardtanker van 116.500 ton draagvermogen. Alle werkzaamheden vanaf het tekenen tot en met bouwen en uitrusten van het schip zullen door onze bedrijfsafdelingen worden verzorgd. Gezien de opleveringsdatum, medio juli 1975, betekent deze opdracht een uitdaging voor onze werf. Om het gestelde doel te bereiken zal een nauwe onderlinge samenwerking nodig zijn. De medewerking van ieder van ons, zoals uiteengezet in de onlangs gehouden bedrijfsbijeenkomsten van de scheepsnieuwbouw sector, zal moeten bijdragen tot de succesvolle voltooiing van deze opdracht. 
De belangrijkste gegevens zijn: 
Lengte over alles 271 meter 
Lengte tussen de loodlijnen 258 meter 
Breedte 42 meter 
Holte 19,6 meter 
Diepgang 15 meter 
Voortstuwingsinstallatie een 8 cilinder Schelde Sulzer motor met een maximum vermogen van 23.200 pk. 
Dienstsnelheid ruim 15 mijl/uur. 
De ketel die stoom levert voor de ladingpompen zal worden vervaardigd bij Verolme Machinefabriek IJsselmonde. De tanker gaat varen onder Franse vlag en wordt gebouwd onder Lloyd’s Register. De kiellegging van het inmiddels onder bouwnummer 334 te boek staande schip zal plaats vinden medio juli 1974. 
(Bron: Nieuws van de RDM, december 1973) 

De Schelde bouwt mee aan Petrofina-tanker.
Onder opdrachtnummer 43670 bouwt de Scheepsnieuwbouw van De Schelde een tweetal achterschipsecties met ieder een gewicht van plm. 30 ton. Deze twee secties, lopend van spant 14 tot 24 en de gehele scheepsbreedte beslaand, zijn bestemd voor een tanker met de hoofdafmetingen: lengte 258,00 m, breedte 42,01m en holte 19,61 m, welke onder bouwnummer 334 bij de RDM in aanbouw is. 
(Bron: Nieuws van de RDM, november 1974) 

Ton nom sera “Fina Italie”.
Weer werkte niet mee Een onverwacht tussen twee hogedruk gebieden verschenen depressie drukte haar sombere stempel op een voor onze werf feestelijke gebeurtenis. Zaterdag 22 maart 1975 werd, met de tewaterlating van het grootste schip ooit op de RDM gebouwd, niettemin een dag om met voldoening op terug te zien. Terwijl het tamboer- en trompetterkorps van Dockyard vrolijke tonen de trieste lucht inzond en de kortgerokte majorettes alles in het werk stelden om de kou te vergeten, betraden om half elf de doopster Madame Meeus en haar familie in gezelschap van de heren J. van der Meer, W. Bos en L. Boomsma het podium. Madame Meeus, echtgenote van de President van de Raad van Beheer van Petrofina S.A., was tevens vergezeld van het Hoofd van het Apostolaat ter Zee, monseigneur Lefeuvre. Deze was door de reder uitgenodigd om de inzegeningsplechtigheid voor de tewaterlating te verrichten. Na een korte toespraak van de bisschop, gevolgd door een zegebede voor schip en bemanning, was het moment daar dat Madame Meeus met een ferme bijlslag de laatste beletselen wegnam en de “Fina Italie” met steeds groter wordende snelheid haar element tegemoet gleed. Een vlotte stapelloop aldus de deskundigen. Hierna begaf het gezelschap zich naar de lunchroom van het hoofdkantoor waar ter gelegenheid van deze voorspoedige tewaterlating een receptie werd gegeven. 
Terugblik in het verleden
Als eerste richtte de heer Bos zich tot de aanwezigen met een hartelijk welkomstwoord, in het bijzonder aan het adres van Madame Meeus, die op zo’n charmante wijze de tewaterlating had verricht. Ook monseigneur Lefeuvre dankte hij voor de plechtige en behartenswaardige woorden die hij had uitgesproken. De heer Bos, memoreerde o.m. de volkomen andere omstandigheden waaronder 45 jaar geleden op onze werf een vorig schip de “Laurent Meeus” voor Petrofina was gebouwd. “Als het aan ons ligt” aldus de heer Bos “behoeft het beslist geen 45 jaar te duren voordat we weer een schip voor Petrofina bouwen.” 
Reorganisatie werpt vruchten af
Na een dankwoord aan de reder en alle instanties die bij de bouw betrokken zijn geweest richtte hij zich tot de medewerkers van de RDM met de volgende woorden: “Ik wil graag alle medewerkers van ons bedrijf die hun krachten gegeven hebben aan de bouw van dit schip van harte mijn dank betuigen. U heeft zich bij de samenwerking met onze opdrachtgevers van uw beste kant laten zien en het is in grote mate aan de manier waarop u zich positief tegenover de veranderingen in uw afdeling heeft opgesteld te danken dat een betere planning, werkvoorbereiding en organisatie hun vruchten beginnen af te werpen. Dat dit schip ondanks alles op de lang tevoren geplande datum thans tewater ligt, moet zonder meer als een grote prestatie worden gezien.” De heer Bos eindigde zijn toespraak met de wens dat de “Fina Italie” onder spoedig verbeterde economische omstandigheden in dienst van Petrofina en Fina France voorspoedig zal mogen varen. 
RDM richt zich op de offshore markt
De heer Van der Meer, lid van de Raad van Bestuur van RSV en hoofd van de divisie Scheepsbouw gewaagde ook van de prettige samenwerking tussen werf en opdrachtgever. “Het zal niet gemakkelijk zijn” zo vervolgde hij “in de komende jaren orders te boeken voor tankers van deze afmeting. Evenmin zal het gemakkelijk zijn orders te boeken voor andere typen schepen van dit formaat. De vraag is meer gericht op kleinere schepen en op offshore uitrustingen. We hebben getracht de investeringen in de uitrusting van de werven op een dusdanige wijze te doen dat een maximum aan flexabiliteit wordt verkregen. De RDM zal zich speciaal richten op de offshore markt. Het is een moeilijke markt en de concurrentie is groot” aldus de heer Van der Meer, “maar we beschikken over uitstekende mensen en we zijn er zeker van dat we in de markt kunnen blijven. Het drukken van de kosten en het opvoeren van de productiviteit zal in het komende jaar een belangrijk doel zijn.” Na deze algemene opmerkingen richtte hij zich in het bijzonder tot Madame Meeus. Hij overhandigde haar een persoonlijk aandenken aan deze tewaterlating. Het bijltje waarmee de doop werd verricht overhandigde hij, traditie getrouw in ruil voor een geldstuk, aan de echtgenoot van Madame Meeus. In zijn slotwoord richtte het Hoofd van de divisie Scheepsnieuwbouw zich ook tot de aanwezige medewerkers van de RDM. “Aan allen van hoog tot laag wil ik mijn grote waardering overbrengen voor dit nieuwe bewijs van vakmanschap en inzet bij de bouw van de “Fina Italie”. Mede in dit verband dank ik ook de ondernemingsraad, afdelingscommissies en andere overlegorganen voor hun konstructieve bijdrage bij de bouw van dit schip.” Met het uitbrengen van een heildronk besloot hij zijn toespraak. 
Internationale samenwerking
Namens de opdrachtgever dankte de heer Lamy op zeer elegante wijze. Hij noemde het een teken van internationale samenwerking dat een Belgisch concern de bouw van een schip toevertrouwt aan een Nederlandse werf, het schip onder Franse vlag laat varen en het de naam “Fina Italie” geeft. Hij eindigde met een herhaling van de woorden die Madame Meeus bij de tewaterlating had gesproken : “Ik hoop dat uw vaart voor de wind gaat, zelfs als dit over woelige baren moet gaan”. 
(Bron: Nieuws van de RDM, april 1975) 

Historie:
Tewaterlating op 22 maart 1975. Na inzegening door Monseigneur André le Feuve, hoofd van het Apostolaat ter Zee uit Rome, werd de doopplechtigheid verricht door mevr. Jacques Meeus, de echtgenote van de President van de Raad van Beheer van Petrofina S.A. te Brussel. Oplevering in juli 1975. 
Voor de bouw van dit schip werd helling 8 van de RDM verlengd. Het schip was ontworpen voor een korte technische levensduur. Dat bleek later ook wel. Bij de eerste dokking van de tanker bij Wilton-Fijenoord zakte het casco t.p.v. de machinekamer over de dokstoppingen. 
Gesloopt in 1992. 

Citaten:
– “Rotterdamsche Droogdok Maatschappij” door Evert van der Schee, blz. 113: 
… … Het laatste echte schip dat bij de R.D.M. is gebouwd was tegelijk de grootste. Voor de oliemaatschappij Petrofina liep op 22 maart 1975 de “Fina Italië” van stapel. Een schip met een tonnage van 116.500 ton. In zijn toespraak na de tewaterlating had de heer Bos (Ja, u bent hem eerder in dit boek tegengekomen als hoofd sociale zaken. Echter, op 1 juni was hij benoemd tot directeur.) vooral veel waardering voor de inzet van de werknemers. “U heeft zich bij de samenwerking met de opdrachtgever van uw beste kant laten zien en het is in grote mate aan de manier waarop u zich positief tegenover de veranderingen in uw afdeling heeft opgesteld te danken dat een betere planning, werkvoorbereiding en organisatie hun vruchten beginnen af te werpen.”. Aldus de heer Bos. Klaas, een van onze werknemers, reageerde later hierop: “Van onze beste kant laten zien? Hebben we dan ook nog een andere kant?”. Klaas kon altijd leuk uit de hoek komen. … …

– E-mail Rob van den Broek, 12-12-2010: 
… … Deze tanker hebben we toen met Tamboer en trompetterkorps “Dockyard” het water in geblazen. Een klasgenoot van de lagere school op de Heijplaat, Leo van der Elst (later RDM’er), weet zich nog te herinneren dat het toen “réétuh koud” was op de helling. … … 

Artikelen:
– Nieuwbouworder voor 116.000 tons tanker, bedrijfsblad “Nieuws van de RDM”, december 1973, blz. 9: PB-1973-12.pdf
–  De Schelde bouwt mee aan Petrofina-tanker, bedrijfsblad “Nieuws van de RDM”, november 1974, blz. 9: PB-1974-11.pdf
– Diversen, Schip en Werf: 334-S&W.pdf

Bronnen:
Stadsarchief Rotterdam.
– Archief Piet Holswilder.
– Rob Koedam, Kortgene. 
– http://finamar.free.fr/.