Bouwnummer RDM-324, “Moa” (2), 1970, bokponton.

Foto boven: 9 april 1970. Het testen van de drijvende bok “Moa” (2).

Scheepswerf: RDM. 
Opdrachtgever: De Rotterdamsche Droogdok Maatschappij N.V., Rotterdam. 
Tonnage: 87,15 ton. 
Hoofdafmetingen barge: L = 28,10 m, B = 14,85 m, H = 1,48 m. 
Voortstuwing: Geen. 
Verdere gegevens: Hefvermogen 55 ton. Brandmerk 12966 b Rott, 1970. Meetbrief r 33381, d.d. 15-04-1970. 

“Moa”, onmisbaar stuk gereedschap in reparatie.
Bokschipper N. Buys : “Moa”, onmisbaar stuk gereedschap in reparatie. Een vertrouwd beeld aan onze werf is de bok “Moa”. Zijn vaste ligplaats is in een hoekje van de dokhaven bij de machinefabriek. Vaak is hij op karwei ergens aan de werf of bij de Nieuwe Waterweg. Een en ander is haast een vanzelfsprekendheid. Toch waren wij benieuwd wat de bok precies is en ook hoe het leven aan boord voor de zeskoppige bemanning op een oppervlakte van 28 bij 15 meter verloopt. Onderstaand laten wij de heer Buys, schipper van de “Moa” aan het woord. 
“MOA”, ja zo heet onze bok. Hij is genoemd naar één van de vele soorten uitgestorven vogels. Moa’s konden niet vliegen. Zij zijn nauw verwant aan de Kiwi, een loopvogel, die nog wel leeft. 
De moa’s kwamen voor in Nieuw-Zeeland. Toen op een gegeven moment de Maori’s, een Polynesische volksstam, naar Nieuw-Zeeland migreerden, was het met de moa’s zo gedaan. Dat gebeurde rond 1350 na Christus. Zij schijnen bijzonder groot geweest te zijn. Tenminste, er zijn overblijfselen gevonden van exemplaren, die zo’n vier meter hoog waren. Ik zou echter niet weten hoe ze eruit zagen”. 
Bokschipper Buys gaf hiermee een verklaring hoe de bok aan zijn naam komt. Neem bijvoorbeeld de bok “Roerdomp”, genoemd naar een reigerachtige vogelsoort, die in ons land voorkomt. Deze bok doet zijn naam eer aan vanwege de sterke gelijkenis met zijn levende naamgenoot. De roerdomp kan inderdaad als een paal in het riet staan en valt dan absoluut niet op. Iemand, die de bok “Bison” kent weet, dat deze ook veel weg heeft van een echte bison. 
Maar terug naar de “MOA”. Met enige fantasie is deze naam anders te lezen. Namelijk de afkorting voor Met Ons Allen. Bokschipper Buys haakt hier gelijk op in. “Inderdaad, dat is zo gek nog niet. Want weet u, dat is eigenlijk een goede definitie van de manier waarop wij werken. Wij hebben een vaste ploeg. We kennen elkaar door en door. Dat is uitermate belangrijk. Als wij op karwei zijn moet je elkaar blindelings kunnen vertrouwen. Een hoofdknik of een seintje met de hand moet voldoende zijn. Dat gaat natuurlijk niet altijd op. Het komt voor, dat de ploeg, die het te hijsen object aanslaat voor ons op de bok niet zichtbaar is. Dan werken we met fluitsignalen. Nee, niet op de vingers, maar met echte fluitjes, zoals een scheidsrechter heeft bij voetballen. Tegenwoordig werken wij ook veel met de portofoons. Dat is een enorme verbetering. Zo ziet u, we doen het met ons allen of, wat de Engelsen zo mooi plegen te noemen, teamwork”. 
Zes man
Het bokpersoneel bestaat uit een team van zes man. Deze zijn weer onder te verdelen in een walploeg en een bokploeg. In onderling overleg bepalen zij hoe een karwei aan te pakken. Daarbij bestaat er eveneens een samenspel tussen de bok en de sleepboot. De laatste sleept de bok naar het karwei en manoeuvreert deze op de juiste plaats waar de beide achterankers uitgezet worden. Dan helpt de sleepboot met het uitzetten van de voorste verhaaldraden. Aan de voorzijde van de bok zit nog een anker. Dit anker is een uitstekende noodrem. Hoe snel de bok ook vaart, met het vooranker is hij acuut te stoppen. 
Waar de ankers moeten komen te liggen en waar de voorste verhaaldraden moeten worden vastgemaakt hangt van een groot aantal factoren af. Zoals de weersgesteldheid, dus windsterkte en windrichting, eb en vloed en alle mogelijke combinaties daarvan, alsook de plaats waar de verhaaldraden kunnen worden vastgemaakt. Schipper Buys beaamt dit en zegt: “Juist, en daarom is geen enkel karwei hetzelfde. Steeds weer opnieuw kom je voor onbekende dingen te staan. 
Vanzelfsprekend krijg je een zekere routine, maar toch is het iedere keer opnieuw opletten wat je doet. Je maakt dan ook leuke dingen mee. Enige tijd terug nog bij dok 8. Eén van ons zat gehurkt vooraan de bok. Achter hem liep een verhaaldraad. Niemand had er erg in, maar toen deze strak kwam te staan werd hij hup … zo over boord gewerkt. Alles liep goed af en we hebben gebruld van het lachen. De taak van de bok beperkt zich niet alleen tot hijswerk. Wij helpen onder andere bij het verfspuiten. Een zeppelin in de hulphijs en men kan overal bij. Wij hebben dan wel meegemaakt, dat de wind precies onze kant opstond. Die lui maar spuiten. En wij konden niet weg. We keken elkaar eens aan en … u begrijpt het wel. Allemaal een knalrode kop! Later heb je er de grootste schik om. 
Natuurlijk zit de hele schuit dan onder de verf, die maken we naderhand zelf schoon”. 
Grondig
Dit geldt ook voor talrijke andere zaken aan boord van de bok. Het onderhoud, dat zelf uitgevoerd kan worden, doet de bemanning zelf. En grondig. Iedereen die aan boord komt zal daar verbaasd over staan. De machinekamer al even netjes. Er staat daar een dieselgeneratorset opgesteld, die voor alle stroom aan boord zorgt. Eigenaardig misschien is het feit, dat er alleen gelijkstroom is. Een kleine generatorset levert stroom voor verlichting en lenspomp, doch alleen als er niet gehesen hoeft te worden. 
De indeling van het ponton is ongeveer als volgt. Allereerst, dus vooraan, het kabelgat. Verf, kabels, sluitingen, strop-pen etc. zijn hier keurig gerangschikt opgeslagen. Dan een tussendek, dit is een zogenaamde droge ruimte. Daarna de machinekamer en als laatste in het midden achteraan de achterpiek met vaste ballast. Aan weerszijden daarvan twee ballasttanks. waarin ook de koeling voor de motor een plaats kreeg. Afhankelijk van de te hijsen last worden de ballasttanks met water bijgevuld. In totaal kan dit tot 55 ton extra ballast oplopen. 
De kiellegging van het ponton vond plaats in oktober 1966. In 1967 werd deze te-water gelaten. Eerst in april 1970 kwam de bok in de vaart. Schipper Buys: “Ja, dat klopt. Voordien heeft het ponton dienst gedaan als werkponton bij de aanbouw van een booreiland. De poten van de bok zijn afkomstig van de oude “Moa”. Die was totaal versleten. De bokconstructie is toen wel breder gemaakt. We hebben twee hoofdhijsen 35 ton elk. Dat zijn de rode en groene blokken. Op het dek staan de hijslieren met dezelfde kleur, zodat je duidelijk kan zien welke je moet bedienen. 
Overstomer
In tegenstelling tot de meeste bokken in het Rotterdamse havengebied kan bij de “Moa” de stand van de poten niet gewijzigd worden. Wij hebben wel een beweegbare top van 30 meter, een zogenaamde “overstomer”. Het gedeelte dat naar achteren steekt is 15 meter lang en heet de “sprenkel”. De oude “Moa” had zo’n top niet. U moest eens weten hoe graag veel bokschippers hun bok met deze constructie zouden zien. Meestal is het zo, dat bij beweegbare poten de top niet nog eens zelf versteld kan worden. Als zij dan tegen een dok kruipen met de bok kunnen zij niet zo ver over het schip reiken. Wij daarentegen laten eenvoudig de top voorover zakken. Daarmee wordt de reikwijdte groter. We kunnen vrijwel overal bij. De overstomer heeft een gele en een blauwe tophijs van elk 15 ton. Ook hier weer corresponderen de kleuren met de lieren op het pontondek. Als we tegen een dok liggen komt het een enkele keer voor, dat we er toch niet bij kunnen. Dat is geen probleem. Wij geven de mensen op de boot het commentaar: geen paniek … gewoon wachten op laag water, dan lukt het! Voelt u hem. Toch gaat die opmerking er vaak bij de mensen in”. 
Onmisbaar
De “Moa” is een onmisbaar stuk gereedschap in de reparatiesector. Talrijk zijn de karweien, waarbij de hulp van een bok nodig is. Neem maar het schroef- en aswerk. Zo af en toe gebeurt het, dat de bok voor langere tijd op karwei is. Het bokpersoneel blijft dan permanent aan boord. Daarom is er een smaakvol ingerichte woonruimte onderdeks. 
Vanzelfsprekend ontbreken een koelkast en gascomfoor evenmin. Schipper Buys zegt hierover: “Dat heb je gewoon nodig. We vormen als het ware een eigen gemeenschap. Je bent daarom op elkaar aangewezen. Voorwaarde is echter, dat je met elkaar goed overweg kan. Wat dat betreft moet ik zeggen, we hebben een fijne ploeg”. 
(Bron: Nieuws van de RDM, oktober 1976) 

Historie:
Dit bokponton “Moa” (2) uit 1970 bestond uit een nieuw gebouwd ponton met de poten van de oude eerste “Moa” (1) er op. 
Kiellegging op 08-10-1966. 
Opgeleverd op 07-07-1970 aan de RDM. 
Op 31-03-1983 naar R.D.M. Heijplaat bv, Rotterdam. 
Op 20-09-1984 naar Harburton Plant and Machinery Co. Fernhurst, Haslemere, Surrey, Engeland. Doorhaling van de teboekstelling. 

Artikelen:
– “Moa”, onmisbaar stuk gereedschap in reparatie, Nieuws van de RDM, oktober 1976, blz. 7-9: PB-1976-10.pdf

Bronnen:
Stadsarchief Rotterdam. 
Roel Zwama Rotterdam.
– Nieuws van de RDM, ca. 1973 (Albert Ringeling, Houten). 
Sleep & Duwvaart, 17e jaargang, no. 111.