Bouwnummer RDM-297, s.s. “Arca”, 1959, tanker.

Foto boven: 19-5-1959. De A-klasse tanker s.s. “Arca” (1959) van de Petroleum Maatschappij “La Corona” (Shell Tankers) bij de proefvaart.

Scheepswerf: RDM. 
Opdrachtgever: N.V. Petroleum Maatschappij “La Corona”, Den Haag. 
Tonnage: 12222 brt, 18218 dwt. 
Hoofdafmetingen: Loa = 170,40 m, Lll = 161,54 m, B = 21,11 m, H = 11,89 m, d = 9,08 m. 
Voortstuwing: Pametrada stoomturbine, 8750 pk, schroef 100 omw/min, snelheid 14,5 kn. 
Verdere gegevens: Roepletters PCCS, IMO nummer 5022041. 
Bemanning 47 man, accommodatie voor 53 man. 
De “Arca” is het eerste turbine-tankschip, dat door de RDM gebouwd is volgens het thans door Shell Tankers toegepaste gestroomlijnde profiel („newlook” of vlotten model). 
De voortstuwingsinstallatie bestaat uit een H.D. en een L.D. stoomturbine, die door middel van een tandwielkast met dubbele overbrenging de schroefas aandrijven met 100 omwentelingen per minuut. Deze turbines, waarvan het normale vermogen 7500 apk bedraagt, zijn vervaardigd door de R.D.M. volgens ontwerp van Pametrada. Voor achteruit-vaart is een aparte turbine ingebouwd in de omkasting van de L.D. turbine met een vermogen van 4000 apk. Twee Foster-Wheeler waterpijpketels, eveneens door de R.D.M. vervaardigd, leveren de voor de hoofd- en hulpwerktuigen benodigde stoom. 
De hulpwerktuigen worden gedeeltelijk door stoom en gedeeltelijk elektrisch gedreven. Voor de levering van de nodige elektrische energie zijn twee door stoomturbines gedreven 400 kW generatoren opgesteld, die een draaistroom van 60 Hz ontwikkelen met een spanning van 440 V. Voor de verlichting van het schip is een spanning van 115 V beschikbaar. Een 100 kW generator, gedreven door een dieselmotor, zorgt voor een beperkte levering van stroom in gevallen dat geen stoom beschikbaar is. Het verwerken van de lading geschiedt door verticale centrifugaalpompen, elk met een capaciteit van 400 ton per uur, die in een afzonderlijke, aan de machinekamer grenzende hoofdpompkamer zijn opgesteld. De stoomturbines, die deze pompen drijven, zijn met de tandwieloverbrengingen in de machinekamerruimte geplaatst. Twee verticale stoom-duplex-nazuigpompen zijn eveneens in de hoofdpompkamer opgesteld. Het systeem van het ladingleidingnet is volgens het ontwerp van de Koninklijke/Shell groep, waardoor verschillende soorten vloeibare lading tegelijkertijd in- en uitgepompt kunnen worden. 
De indeling en inrichting van het schip zijn als volgt. Door 2 langs- en 12 dwarsschotten is het voor de lading bestemde gedeelte verdeeld in 33 tanks, gelegen tussen 2 kofferdammen. De voor-kofferdam scheidt de lading van de voor-dieptank en het daarboven gelegen laadruim voor droge lading; de achter-kofferdam, waarin de hierboven genoemde ladingpompen zijn opgesteld, scheidt de lading van de in het achterschip gelegen machinekamer. 
De ruimte onder de bak is ingericht als bergplaats. De opbouw midscheeps, waarvan het onderste gedeelte als bergruimte dient, is ingericht als verblijf voor de met de navigatie en de civiele dienst belaste bemanning. De opbouw achteruit is ingericht tot verblijf van werktuigkundigen, matrozen, olielieden, enz. Ten gerieve van een veilig verkeer naar bak, brug en kampanje is daartussen een loopbrug aangebracht, die tevens dient tot ophanging en bescherming van elektrische leidingen en verschillende pijpleidingen. 
Achter de brug, ter plaatse van de aansluitingen der scheepsladingleidingen op de walleidingen zijn twee laadpalen opgesteld, elk voorzien van een 1- en een 5-tons laadboom voor het ophangen van de ladingslangen. Op het voorschip, achter de bak, staat een mast, voorzien van een 5-tons laadboom. Ter bediening van de laadbomen zijn 2 stoomlieren op het hoofddek geplaatst. Op het commandohuis bevindt zich een mast ten behoeve van radar, licht- en vlagsignalen, benevens ter bevestiging van radio-antennes. 
Op de bak bevindt zich het stoomankerspil en op het achterschip zijn twee stoomspillen voor het verhalen geplaatst. De elektrisch-hydraulische stuurmachine is voorzien van 4 rammen en twee onafhankelijk van elkaar werkende elektrisch gedreven pompstellen, die behalve door middel van een telemotor ook automatisch-elektrisch en/of hand-elektrisch van de commandobrug af bediend worden. De nautische dienst aan boord beschikt over een gyrokompasinstallatie, die ingericht is voor het automatisch sturen, een radarinstallatie, een echolood en een moderne radio zend- en ontvanginstallatie, ook voor telefonie. 
Met uitzondering van enige jongeren hebben alle leden der bemanning de beschikking over een ruime, geriefelijk ingerichte éénpersoons hut; de le officier en de 2e werktuigkundige bovendien over een afzonderlijke slaapkamer en badkamer; de gezagvoerder en chef-werktuigkundige over een afzonderlijke slaaphut met een daaraan grenzende badkamer en een kantoor. In de midscheeps is een ruime hut bestemd als kantoor, die bovendien als studieruimte voor de stuurmansleerlingen gebruikt kan worden. In het achterdekhuis is ten gerieve van de scheepsgezellen een smaakvolle recreatieruimte ingericht. Op het hoofddek achter de machinekamer bevinden zich een grote koel- en vrieskamer voor het bewaren van proviand. Op het kampanjedek, waar zich ook de grote keuken bevindt, zijn 4 ruime eetzalen ingericht, waarvan die voor de officieren met 24 zitplaatsen de grootste is. Op het achter-sloependek zullen de laatstgenoemden ook de beschikking krijgen over een fraai betimmerde rooksalon. Ten dienste van de bemanning is er gelegenheid tot zwemmen in een in het koelkastdek, achter de schoorsteen, ingelaten betegeld zwembad. 

Historie:
Mevrouw E. de Monchy – van der Hoeven liet het schip op 22 november 1958 te water. De proeftocht en de overdracht vonden op 22 mei 1959 plaats. 
Ruim 19 jaar later, op 12 juni 1978, begon de sloop van het schip in Hongkong. 

Citaten:
– www.kombuispraat.com (Jos Komen), 08-11-2009: 
… … Het waren plaatjes, die A-schepen. Het enige wat ik van de A-tankertjes niet zo mooi vind zijn de brugvleugels, die er een beetje zielig bijhangen. Dat vond ik 40 jaar geleden ook al hoor. … …
– www.kombuispraat.com (Rob Niezing), 09-11-2009: 
… … Op s.s. “Arca” werden naar de Salomons eilanden en Guadalcanal (Annewa Bay en Honiara) in het bakruim olievaten meegenomen; achter de ankerwinch. En natuurlijk enkele litertjes diesel en benzine. … … 
… … Ja het was een scheetje. In Singapore aan boord (2 dagen hotel). De “Arca” lag in Miri (Borneo), dus naar Kuching vliegen, overstappen op een Friendship en toen naar Miri (3 dagen hotel). De “Arca” lag daar voor anker bij een laadboei. Eindelijk aan boord en overall aan. Ik was toen scheepsvakman en ging met een 2e vakman een tank in om er een afsluiter om te zetten. De schuif in het afsluiterhuis was van de spindel afgebroken. Toen eindelijk varen. ’s Nachts er uit, in de Eco waren vlampijpen lek. De afdichtdeuren openen en met stokers, dekdienst, e.a. (want het was bloedheet) nieuwe bochten er op gelast. Zo’n beetje heel de nacht bezig geweest. 
De volgende dag lagen we bij Pulu Bukom te laden voor Vietnam. Heel leuk zo’n reisje. Acht maanden later naar de zeevaartschool; toen een beetje rust! … … 
… … Die brugvleugels waren er voor, dat de stuurlui er niet te lang op hingen. … …

– www.koopvaardij.net/BodyframeArca.htm: 
… … Reis Rotterdam – all over the world – Rotterdam, van 6 juni 1960 tot 14 juni 1961. 
Vliegende vissen spreiden, zodra ze boven water komen, hun grote borstvinnen uit. Zij klapperen niet met hun “vleugels”, maar gebruiken een soort glidertechniek. Bij het glijden kan een vliegende vis zijn snelheid bijna verdubbelen, soms tot wel 60 km/u. Met deze techniek overbrugt de vis gewoonlijk een afstand van 30-50 meter en bereikt een hoogte van maximaal 1,5 meter. De vliegende vis leeft dicht bij het wateroppervlak en voedt zich met plankton. 
Tot zover Wikipedia. 
Op de tanker “Arca” heb ik een jaar gevaren, voornamelijk tussen Australië en de Perzische Golf. In de Indische Oceaan zag je vaak vliegende vissen. De omstandigheden waren zelden zo gunstig dat je er enkele kon verschalken. Dat lukte overigens uitsluitend op een geladen tanker, waarvan het dek maar weinig boven het water uit stak. Bovendien moest de wind straf zijn en dwars op het schip staan. Op een dag kwam ik ’s middags op de brug en zag tot mijn verbazing een matroos aan dek bezig met de vangst. Hij waagde nogal wat en had snel een aantal vissen in zijn emmertje. Dat moest ik ook kunnen, vooral toen de stuurman mij verzekerde dat het de moeite waard was. “Ze smaken heerlijk”, verzekerde hij mij. Eerst een emmer opgescharreld en toen de loopbrug op. Emmer vastgebonden aan de trap van de loopbrug naar het dek. Tot zover geen probleem. Nu de vissen nog. Daar onder aan die trap keek je toch wat anders tegen het overkomende water aan, dan van boven op de brug. Af en toe moest ik snel enkele tredes omhoog om niet tot mijn knieën in het water te staan. Bovendien, als er teveel water over kwam, spoelden de vissen weer mee de zee in en het was niet de bedoeling dat ik met hen mee van het dek spoelde. Even later kwam mijn kans. Drie, vier vlogen boven een kleine golf, die tegen de zijwand spatte en de vissen lagen te spartelen aan dek. Ik spurtte naar de dichtstbijzijnde, greep hem, maar realiseerde mij toen pas dat ze nog gladder waren dan het dek waarop ik mij overeind moest houden. Hij ontsnapte dan ook prompt en ik moest mij snel terugtrekken op de trap, omdat ik een flinke golf zag naderen. Toch kreeg ik de slag te pakken. Met vier mooie exemplaren in de emmer toog ik richting kombuis. Twee voor de kok en twee voor mij. Terwijl de andere officieren labskous bij het avondeten hadden, zat ik aan de nu uitgevlogen vis. Het smaakte prima, mede dankzij de voortreffelijke bereiding door de kok. De stuurman had gelijk. Hij nam dan ook het tweede exemplaar voor zijn rekening. … …

Artikelen:
– De “Arca”, personeelsblad “De Wekker”, november 1958.
– Tewaterlating “Arca”, personeelsblad “De Wekker”, december 1958.
– Oplevering t.s.s. “Arca”, personeelsblad “De Wekker”, juni 1959.
Schip en Werf.
The Structure of British Industry – a Symposium, Cambridge University Press, 1958.
De Stoomtubine door W. Morée.
– Enige schoolnotities uit 1968 over de Pametrada stoomturbine van Harry G. Hogeboom.

Bronnen:
– Nationaal Archief – Den Haag.
– Archief Johan Journée. 
– Stadsarchief Rotterdam. 
Kombuispraat Theo Horsten, Griekenland.
Kombuispraat Harry G. Hogeboom, Canada.