Bouwnummer RDM-293, s.s. “E.J. McClanahan”, 1956, tanker.
Foto boven: 17-7-1956. Het turbinetankschip s.s. “E.J. McClanahan” (1956) van California Transport Corporation langs kraanbaan 4.
Scheepswerf: RDM.
Opdrachtgever: Caltex Oceanic Ltd, New York/ California Transport Corporation (Standard Oil).
Tonnage: 12232 brt, 18180 dwt.
Hoofdafmetingen: Loa = 170,05 m, Lll = 161,54 m, B = 21,34 m, H = 12,04 m, d = 9,04 m.
Voortstuwing: 2 Pametrada RDM stoomturbines, 8000 apk, schroef 100 omw/min, snelheid 15,5 kn.
Verdere gegevens: Aantal opvarenden 54 man.
Tot de voortstuwingsinrichting behoren twee Foster-Wheeler type waterpijpketels, door de R.D.M. vervaardigd, die stoom onder een druk van 35 kg per cm2 en een temperatuur van 425 °C. leveren voor de hoofdturbines, hulpwerktuigen, enz. De hoofdturbinegroep, eveneens vervaardigd door de RDM volgens een ontwerp van Parsons & Marine Engineering and Turbine Research and Development Association, bestaat uit een hoge en een lage druk turbine, elk voorzien van een afzonderlijk gedeelte voor achteruitdraaien. Het normale vermogen van 8000 apk zal door middel van een dubbele tandwieloverbrenging op de schroef overgebracht worden, die daardoor 100 omwentelingen per minuut zal maken en aan het schip een snelheid zal geven van 15,5 kn.
De hulpwerktuigen zullen gedeeltelijk door stoom en gedeeltelijk elektrisch gedreven worden. Voor de levering van de nodige elektrische energie zullen twee door stoomturbines gedreven 550 kW generatoren de draaistroom van 60 Hz ontwikkelen met een spanning van 115 V. Voor de verlichting van het schip zal een spanning van 115 V beschikbaar zijn.
Een 75 kW generator, gedreven door een Dieselmotor, zal voor een beperkte levering van stroom zorgen in gevallen dat geen stoom beschikbaar is.
Het verwerken van de lading zal geschieden door 3 vertikale centrifugaalpompen, elk met een kapaciteit van 600 ton per uur, die in een afzonderlijke, aan de machinekamer grenzende hoofdpompkamer zullen worden opgesteld. De stoomturbines, die deze pompen drijven, zullen met de tandwieloverbrengingen in de machinekamerruimte geplaatst worden. Drie vertikale stoom-duplex-nazuigpompen zullen eveneens in de hoofdpompkamer opgesteld worden.
De indeling en inrichting van het schip zijn als volgt. Door 2 langs- en 8 dwarsschotten is het voor de lading bestemde gedeelte, gelegen tussen 2 kofferdammen, verdeeld in 27 tanks. De vóór-kofferdam scheidt de lading van de vóór-dieptank en het daarboven gelegen laadruim voor droge lading; de achter-kofferdam, waarin de hierboven genoemde ladingpompen zullen worden opgesteld, scheidt de lading van de in het achterschip gelegen machinekamer.
De ruimte onder de bak wordt ingericht als bergplaats. De opbouw midscheeps, waarvan het onderste gedeelte als bergruimte zal dienen, wordt ingericht als verblijf voor de met de navigatie en de dekdienst belaste bemanning. De opbouw achteruit wordt ingericht tot verblijf van werktuigkundigen en van personeel machinekamer en civiele dienst.
Ten gerieve van het verkeer naar brug en kampanje is daartussen een loopbrug aangebracht, die tevens dient tot ophanging en bescherming van elektrische leidingen en verschillende pijpleidingen.
Achter de brug, ter plaatse van de aansluitingen der scheepsladingleidingen op de walleidingen, zijn twee laadpalen opgesteld, elk voorzien van een 4-tons laadboom voor het ophangen van de ladingslangen. Ter bediening van deze laadbomen wordt een stoomlier op het hoofddek geplaatst. De voormast wordt voorzien van twee 5-tons laadbomen, die door een daarbij op het hoofddek geplaatste stoomlier zullen worden bediend.
Op de bak is het stoomankerspil opgesteld. Op het achterschip bevindt zich een stoomlier voor het verhalen.
De stuurmachine is van het elektrisch-hydraulische type met vier rammen en twee onafhankelijk van elkaar werkende elektrisch gedreven pompstellen, die elektrisch van de kommandobrug af bediend zullen worden.
De nautische dienst aan boord zal de beschikking hebben over een gyrokompasinstallatie, die ingericht is voor het automatisch sturen, een radarinstallatie, een echolood en een moderne radio zend- en ontvanginstallatie.
Alle leden van de bemanning zullen de beschikking krijgen over een ruime, geriefelijk ingerichte één- of tweepersoons hut, de gezagvoerder en de chef-werktuigkundige bovendien over een afzonderlijke slaaphut en badkamer. Alle officiershutten zullen voorzien worden van een toiletruimte met douche. In de midscheeps komt een ruime, smaakvol ingerichte salon, bestemd als zitkamer voor de officieren.
Op het achtersloependek wordt ten gerieve van de scheepsgezellen een gezellige rekreatieruimte ingericht. Op het kampanjedek is ruimte voor 2 eetzalen, één voor de officieren met 14 zitplaatsen en één voor de overige bemanning met 26 zitplaatsen. Achter in de kampanje bevinden zich een grote koel- en een vrieskamer voor het bewaren van proviand.
Historie:
Het schip werd op 11 januari 1956 te water gelaten, de doopster was mevr. E.J. McClanahan. De technische proeftocht vond van 3 tot 6 juli 1956 plaats en de oplevering van het schip was op 17 juli 1956. Op die dag vertrok het schip onder Liberiaanse vlag van de RDM-werf met een geheel uit Italianen bestaande bemanning.
In 1966 ging s.s. “E.J. McClanahan” met behoud van naam naar Chevron Tpt Corp-Li.
Op 29-09-1975 kwam het schip in Kaohsiung aan voor de sloop bij Chi Shun Steel.
Artikelen:
– Tewaterlating van het tankschip s.s. “E.J. McClanahan”, personeelsblad “De Wekker”, januari 1956.
– s.s. “E.J. McClanahan”, personeelsblad “De Wekker”, juli 1956.
– Schip en Werf.
– The Structure of British Industry – a Symposium, Cambridge University Press, 1958.
– De Stoomtubine door W. Morée.
– Enige schoolnotities uit 1968 over de Pametrada stoomturbine van Harry G. Hogeboom.
Bronnen:
– Stadsarchief Rotterdam.
– Schip en Werf, 1956.
– Roel Zwama Rotterdam Heijplaat.