Bouwnummer RDM-289, s.s. “Kabylia”, 1955, tanker.

Foto boven: 19-2-1955. Tewaterlating van Tanker s.s. “Kabylia” (1955) van N.V. Petroleum Maatschappij “La Corona” te Den Haag.

Scheepswerf: RDM. 
Opdrachtgever: N.V. Petroleum Maatschappij “La Corona”, Den Haag. 
Tonnage: 12097 brt, 18172 dwt. 
Hoofdafmetingen: Loa = 169,38 m, L ll = 161,54 m, B = 21,11 m, H = 11,88 m, d = 9,02 m. 
Voortstuwing: Twee RDM Foster-Wheeler waterpijpketels en een Pametrada hoofdturbine, 7500 apk, schroef 100 omw/min, snelheid 14,5 kn. 
Verdere gegevens: Roepletters PFGI, Imo nummer 5179187. 
Bemanning: 55 man. 
Dit schip was er één uit de bij de RDM gebouwde serie van 5 zusterschepen: “Katelysia” (RDM-285), “Westertoren” (RDM-287), “Kalydon” (RDM-288), “Kabylia” (RDM-289) en “Kara” (RDM-292). De “Westertoren” was weliswaar een zusterschip van deze Shell-tankers, doch werd bestemd voor de Nederlandse Tank- en Paketvaart Mij. te Amsterdam. 
Voor de machine-installatie werden door de R.D.M. twee Foster-Wheeler type waterpijpketels vervaardigd. Het hoofdturbine-aggregaat werd ook door de R.D.M. vervaardigd, dit volgens een ontwerp van Parsons Marine Engineering and Turbine Research and Development Association. Deze bestaat uit een hoge druk en een lage druk turbine, elk voorzien van een afzonderlijk gedeelte voor achteruitdraaien. Het normale vermogen van 7500 apk wordt door middel van een dubbele tandwieloverbrenging op de schroef overgebracht, die daardoor 100 omwentelingen per minuut zal maken en aan het schip een snelheid zal geven van 14,5 kn. Deze installatie is geheel opgesteld geweest op de stelplaats in de grote montagehal en heeft daar onder stoom proefgedraaid. 
De hulpwerktuigen worden gedeeltelijk door stoom en gedeeltelijk electrisch gedreven. Voor de levering van de nodige electrische energie worden twee door stoomturbines gedreven 550 kW generatoren gebruikt, die draaistroom van 60 Hz ontwikkelen met een spanning van 450 V. Voor de verlichting van het schip is een spanning van 115 V beschikbaar zijn. Een 200 kW generator, gedreven door een Dieselmotor, zorgt voor een beperkte levering van stroom, in gevallen dat er geen stoom beschikbaar is. Het verwerken van de lading geschiedt door verticale centrifugaalpompen, elk met een capaciteit van 400 ton per uur, die in een afzonderlijke, aan de machinekamer grenzende hoofdpompkamer worden opgesteld. De stoomturbines, die deze pompen drijven, zijn met de tandwieloverbrengingen in de machinekamerruimte geplaatst. Twee verticale stoom-duplex-nazuigpompen zijn eveneens in de hoofdpompkamer opgesteld. Het systeem van het ladingleidingsnet is volgens het patent van de Koninklijke/Shell Groep, waardoor verschillende soorten vloeibare lading tegelijkertijd in- of uitgepompt kunnen worden. 
De indeling en inrichting van het schip zijn als volgt. Door 2 langs- en 12 dwarsschotten is het voor de lading bestemde gedeelte verdeeld in 33 tanks, gelegen tussen 2 kofferdammen. De vóórkofferdam scheidt de lading van de vóordieptank en het daarboven gelegen laadruim voor droge lading; de achterkofferdam waarin de hierboven genoemde ladingpompen zijn opgesteld, scheidt de lading van de in het achterschip gelegen machinekamer. 
De ruimte onder de bak wordt ingericht als bergplaats. De opbouw midscheeps, waarvan het onderste gedeelte als bergruimte zal dienen, is ingericht als verblijf voor de met de navigatie en de civiele dienst belaste bemanning. De opbouw achteruit is ingericht tot verblijf van werktuigkundigen, matrozen, olielieden, enz. Ten gerieve van het verkeer naar bak, brug en kampanje is daartussen een loopbrug aangebracht, die tevens dient tot ophanging en bescherming van electrische leidingen en verschillende pijpleidingen. 
Achter de brug, ter plaatse van de aansluitingen der scheepsladingleidingen op de walleidingen, zijn twee laadpalen opgesteld, elk voorzien van een 1- en een 5-tons laadboom voor het ophangen van de ladingslangen. Ter bediening van de laadbomen zijn 2 stoomlieren op het hoofddek geplaatst. Op het achterschip zijn 2 laadpalen worden geplaatst, elk met een 1-tons laadboom voor transport van proviand en bootmansgoed. Op de bak is het stoomankerspil opgesteld. Op het achterschip bevinden zich twee stoomspillen voor het verhalen. 
De stuurmachine is van het electrisch-hydraulische type met vier rammen en twee onafhankelijk van elkaar werkende electrisch gedreven pompstellen, die door middel van een telemotor van de commandobrug af bediend worden. De nautische dienst aan boord heeft de beschikking over een gyrokompasinstallatie, die ingericht is voor het automatisch sturen, een radarinstallatie, een echolood en een moderne radio zend- en ontvanginstallatie, ook voor telefonie. Alle leden van de bemanning krijgen de beschikking over een ruime geriefelijk ingerichte éénpersoons hut; de gezagvoerder, chef-werktuigkundige, le officier en 2e werktuigkundige bovendien over een afzonderlijke slaaphut en badkamer. In de midscheeps is een ruime hut bestemd als kantoor, die bovendien als studieruimte voor de stuurmansleerlingen aan boord gebruikt kan worden. In het achterdekhuis is ten gerieve van de scheepsgezellen een smaakvolle recreatieruimte ingericht. Achter de machinekamer bevinden zich een grote koel- en een vrieskamer voor het bewaren van proviand. Op het achterschip is ruimte voor 4 eetzalen, waarvan die voor de officieren de grootste is met 25 zitplaatsen. Op het achtersloependek hebben de officieren de beschikking over een fraai betimmerde rooksalon. 

Historie:
Op 19 februari 1955 ging het schip te water. De doopplechtigheid werd verricht door mevr. S. de Booy – van Benckendorff, echtgenote van de vice-admiraal, Chef Marinestaf en bevelhebber der zeestrijdkrachten. De proeftocht was van 24-26 mei 1955 en de overdracht aan Petroleum Maatschappij “La Corona” (en aan kapitiein A. Penning, die al 30 jaar bij deze maatschappij in dienst was) vond plaats op op 3 juni 1955. 
In 1960 ging het schip, met behoud van naam, naar Shell Tankers N.V. te ’s Gravenhage. In 1970 werd haar naam gewijzigd in s.s. “Westertoren”. 
Op 23-10-1975 werd met haar sloop begonnen in Santander, Spanje. 

Artikelen:
– Nieuwe opdrachten van een oude klant, personeelsblad “De Wekker”, mei 1951.
– Een tewaterlating, een aflevering en een opdracht, personeelsblad “De Wekker”, maart 1955.
– t.s.s. “Kabylia, personeelsblad “De Wekker”, juni 1955.
– Proeftochten, Schip en Werf.
– Theo Horsten: The Structure of British Industry – a Symposium, Cambridge University Press, 1958.
– De Stoomtubine door W. Morée.
– Enige schoolnotities uit 1968 over de Pametrada stoomturbine van Harry G. Hogeboom.

Bronnnen:
– Artikelen hierboven. 
– Schip en Werf, 1955.