Bouwnummer RDM-286, s.s. “Esso Margarita”, 1954, tanker.

Foto boven: 6-1-1954. Proefvaart van Tanker s.s. “Esso Margarita” (1954) van Compania de Pétróleo Lago te Maracaibo.

Scheepswerf: RDM. 
Opdrachtgever: Compania de Pétróleo Lago, Maracaibo. 
Tonnage: 7435 brt, 3648 nrt, 10905 dwt, 13770 twvp, 450.000 cft tankcapacity. 
Hoofdafmetingen: Loa = 129,54 m, Lll = 123,75 m, B = 20,12 m, H = 8,84 m, d = 6,80 m. 
Voortstuwing: Twee olie-gestookte Babcock-Wilcox waterpijpketels, twee RDM-Frederikstad compound stoommachines, 4 cilinders, 2000 ipk per stuk, 2 schroeven, 108 rpm, 4000 apk totaal, snelheid 12 kn. 
Verdere gegevens: Roepletters: YVAA. 
De bouw van de romp, die nagenoeg geheel electrisch is gelast, geschiedde op de tegenwoordig gebruikelijke wijze, n.l. door toepassing van sectiebouw (pre-fabrication), dit is het op de helling aan elkaar lassen van in de werkplaatsen geheel gereed gemaakte secties. Het schip is uitgevoerd met langsspanten. Klassificatie: ABS Al E (oil carrier). 
De 18 voor vloeibare lading ingerichte ruimen, met een totale inhoud van 12.760 m3, worden geladen of gelost door drie 500 pk turbo-ladingpompen, elk met een capaciteit van 850 ton olie per uur en twee verticale duplex strippingpompen, elk met een capaciteit van 160 ton per uur. 
Het dubbelschroef schip is voorzien van twee spadevormige roeren die door één stoommachine worden bewogen. Het ankerspil en de 3 verhaallieren worden eveneens door stoom gedreven. Twee van de laatstgenoemde lieren zijn bestemd om de 6 stuks 5 tons laadbomen te bedienen, waarvan er 2 aan de voormast en 4 aan 4 stuks laadpalen getuigd zijn. De 3e, op het achterschip geplaatste, verhaallier bedient 2 stuks aan 2 laadpalen getuigde 3 tons laadbomen. 
De bemanning is ondergebracht in hoogstens voor 2 personen ruim en geriefelijk ingerichtte hutten die zich midscheeps, in en op het achterschip bevinden. In de midscheeps beschikt de kapitein over een ruime smaakvol betimmerde salon. Ten gerieve van de overige bemanning is op het achterschip een ruime eetzaal voor de officieren en één voor de lagere bemanning ingericht. Een prettig gemeubileerd dagverblijf staat hen ter beschikking. Alle verblijven worden kunstmatig geventileerd. 
Buiten de voor de moderne navigatie gebruikelijke middelen, is het schip ook voorzien van een gyrokompas-, een radar- en een echoloodinstallatie. 

Historie:
De kiel werd op 31 januari 1953 gelegd en op 22 augustus 1953 werd het schip te water gelaten. De doopceremonie werd verricht door mevrouw Robert W. Miller, echtgenote van de vice-president en directeur van Creole Petroleum Corporation te New York. De fles champagne werd hier nog op ouderwetse wijze met “vrouwkracht” en met succes tegen de voorsteven stuk gegooid. Er mocht van haar in deze niet gemanipuleerd worden! Wel werd ze door de werf een klein beetje geholpen, door ter elfder ure de tribune iets dichter naar de voorsteven te schuiven. 
Van 6 tot 9 januari 1954 werd een goed geslaagde technische proefvaart gehouden. De overdracht van de tanker aan de opfrachtgevers, de Compania de Petroleo Lago, vond op 15 januari 1954 plaats. Op 17 januari 1954 vertrok het schip van de RDM-werf naar Venezuela, waar het ruwe olie zal gaan varen op het korte traject tussen het Meer van Maracaïbo en de op het eiland Aruba gelegen Lago raffinaderij. 
In 1972 werd het schip verkocht aan Recuperadora National de Metales S.A. in Venezuela en daar gesloopt. 

Artikelen:
– Tewaterlatingen / Proefvaart tankschip “Esso Margarita”, Schip en Werf: 286-S&W.pdf
– De tewaterlating van de “Esso Margarita”, personeelsblad “De Wekker”, september 1953, blz. 1-3: PB-1953-09.pdf

Bronnen:
Stadsarchief Rotterdam.
– Auke Visser
– J.G. Egelie (voormalig archivaris RDM)
Nationaal Archief Den Haag.