Bouwnummer RDM-256, m.s. “Duivendrecht” (3), 1950, smeerolietanker.

Foto boven: Motortankschip m.s. “Duivendrecht” (1950) van Phs. van Ommeren’s Scheepvaartbedrijf N.V., Rotterdam.

Scheepswerf: RDM. 
Opdrachtgever: Stoomvaart Maatschappij “De Maas” (Phs. van Ommeren N.V.), Rotterdam. 
Tonnage: 5500 brt, 7702 dwt, 11058 twvp. 
Hoofdafmetingen: Loa = 125,80 m, Lll = 119,00 m, B = 16,80 m, H = 8,25 m, d = 7,27 m. 
Voortstuwing: WF-Doxford 56LB4LS Opposed-Piston Engine, 2800 apk, snelheid 12 kn. 
Verdere gegevens: Aantal officieren 16, aantal overige bemanning 24, IMO nummer 5094422. 
De indeling van de ladingtanks werd zodanig gekozen dat deze tanks niet voor ballastdoeleinden gebruikt hoeven te worden en daardoor schoner blijven. De ladingtanks zijn voorzien van in het midden aangebrachte stoomverwarmingsspiralen (Butterworth systeem) en de verstijvingen van de wanden bevinden zich in de daarom liggende ballasttanks, zodat de wanden in de ladingtanks glad blijven. De 28 voor lading bestemde tanks zijn, met het oog op de aanpassing aan de partij en de lading, in 8 verschillende maten ingedeeld. In de pompkamer zijn de benodigde stoompompen opgesteld, en wel 2 voor de lading met een capaciteit van 270 ton per uur, 2 voor ballast met een capaciteit van 230 ton per uur en een lenspomp met een capaciteit van 30 ton per uur. 
Behalve de buitenromp, die voor een deel geklonken is, is de inwendige constructie zo goed als geheel electrisch gelast. Tussen machinekamer en voorpiek is de z.g. langsspanten-constructie toegepast. 
De bouw van dit schip op de helling is geschied volgens de z.g. “sectie-bouw” methode, waarbij delen tot een gewicht van 25 ton in de werkplaatsen geheel aan elkaar gelast werden. Met kranen en lorries werden deze delen naar de helling getransporteerd en daar tesamen gebouwd. 
In de machinekamer werd een 4-cylinder Doxford motor geplaatst met een vermogen van 2800 apk bij 110 omw/min. Deze motor werd geheel vervaardigd door de machinefabriek van Wilton-Fijenoord te Schiedam. 
Als hulpwerktuigen bevinden zich in de machinekamer nog 2 stroomdynamo’s, fabrikaat Pannevis, elk met een capaciteit van 55 kW, benevens een nooddynamo-dieselaggregaat met een capaciteit van 20 kW. De electrische installatie werd geleverd door fa. A. de Hoop, Rotterdam. 
De stoom voor het drijven van de ladingpompen in de pompkamer, de ankerspil, stuurmachine, kaapstander en verhaallieren aan dek, alsmede voor verwarming van de lading en de verblijven, zal geleverd worden door 2 met olie gestookte stoomketels. Bovendien zal nog een, door de afgewerkte gassen van de motor verwarmde, stoomketel in de machinekamer opgesteld worden. 
Het roer is gebouwd volgens een speciaal ontworpen systeem met holle roerkoning, gelast frame en stroomlijnvormige houten bekleding. 
De dekhuizen zijn in sterk geprononceerde stroomlijnvorm uitgevoerd. In het midscheeps-dekhuis bevinden zich de verblijven voor de kapitein en stuurlieden, alsmede de bijzonder smaakvol betimmerde zitkamer van de kapitein en een zitkamer voor de officieren. 
In het achterschip en het dekhuis daarop bevinden zich de hutten resp. voor de matrozen, olielieden, stokers, etc. en de hutten voor de machinisten. Eveneens is daar een smaakvol gestoffeerde eetzaal voor de officieren en een eetzaal voor de overige bemanning. Een groot en goed ingericht kombuis, vries- en koelkamer voor proviand, een wasserij met droogkamer, bergplaatsen, een werkplaats voor de machinedienst etc. zijn eveneens in het achterschip ondergebracht. 
Het schip zal met de nieuwste nautische instrumenten, zoals radar, gyrokompas, echolood, luidspreker-installatie, enz. worden uitgerust. 
Zowel in de midscheeps als achterop zijn 2 reddingboten met patent-davits opgesteld. Eén van deze boten, alsmede de werkboot, zijn van een motor voorzien. 

Historie:
De bouwopdracht werd reeds in 1946 verstrekt. Door materiaalschaarste na WO-II werd de kiel pas op 17-12-1948 gelegd. De tewaterlating vanaf helling 5 van de RDM vond plaats op 01-10-1949. De doopster was mevr. A.C.W. van Ommeren – Witthaus, echtgenote van de technisch adviseur van Phs. van Ommeren’s Scheepvaartbedrijf. 
De technische proeftocht werd gehouden op 16-01-1950, gevolgd door de officiële proeftocht en overdracht op 19-01-1950. Nog diezelfde dag vertrok het schip in ballast naar New Orleans. 
In 1964 verkocht aan Soflumar, Duinkerken, Frankrijk en herdoopt tot m.s. “Port La Nouvelle”. 
In 1972 verkocht aan Intercontinental Shipping Corporation, Panama, en herdoopt tot m.s. “High Brion”. 
In 1973 verkocht onder dezelfde naam aan High Brion Inc., Panama. 
In 1975 gesloopt bij Desguaces del Gualdalquivir S.A., Sevilla, Spanje. 

Artikelen:
– Tewaterlating m.s. “Duivendrecht”, personeelsblad “De Wekker”, oktober 1949, blz. 1-2: PB-1949-10.pdf
– Tewaterlating motortankschip “Duivendrecht”, Schip en Werf: 256-S&W.pdf
– m.s. “Duivendrecht”, personeelsblad “De Wekker”, februari 1950, blz. 8: PB-1950-02.pdf

Bronnen:
– Stadsarchief Rotterdam.
– Schip en Werf, 1950. 
– Personeelsblad “De Wekker”, 1949/1950. 
– Albert Ringeling, Houten.