Bouwnummer RDM-245, “T 70”, 1942, Kasko Flottentorpedoboot.

Silhouet boven: Flottentorpedoboot “T 70” (1942) van de Deutsche Kriegsmarine.

Scheepswerf: RDM. 
Opdrachtgever: Deutsche Kriegsmarine. 
Tonnage: Standaard wvp = 1926 t, operationele wvp = 2546 t. 
Hoofdafmetingen: L = 114,50 m, B = 11,25 m, d = 3,40 m. 
Voortstuwing: 3 lage druk ketels, 2 Parsons aandrijfturbines, 2 assen, 49500 apk, snelheid 35 kn. 
Bewapening: Geschut: 4 stuks 12,7 cm (4×1), 4 stuks 3,7 cm (2×2) en 16 stuks 2 cm. Torpedobuizen 8 stuks 53,3 cm (2×4). Zeemijnen: 50 stuks. 
Verdere gegevens: Bemanning: 231. 

Historie:
03-05-1941: Opdracht. 
Het casco werd in september 1944 door de Duitsers op de helling opgeblazen. Veel meer dan een kiellegging was er in die ruim drie jaren niet gebeurd. 

Citaten:
– www.werkgroep-kriegsmarine.nl: 
… … Naast de voor Nederlandse begrippen omvangrijke opdracht voor 60 mijnenvegers plaatste de Kriegsmarine in 1940 nog een grote order voor 12 torpedobootjagers, eveneens naar Duits ontwerp dat officieel aangeduid werd als Flottentorpedoboot Typ 1940, in 1941 uitgebreid met een vervolgorder voor nog eens 12 eenheden. 
Het ontwerp voorzag in een waterverplaatsing van 2546 ton. De voortstuwingsinstallatie was gebaseerd op een ontwerp van Werkspoor voor de Gerard Callenburgh-klasse van de Koninklijke Marine, die in mei 1940 in aanbouw was. Met 45.000 as-PK zou een proeftochtsnelheid van 35 knopen gehaald kunnen worden. De bewapening was voor een jager van deze omvang niet indrukwekkend: 4 (4 x 1) kanons van 12,7 cm, 4 (2 x 2) mitrailleurs van 37mm en 8 (4 x 2) van 20 mm, afgerond met 8 (2 x 4) torpedolanceerbuizen. 
Opnieuw zou Wilton-Fijenoord het project aansturen, waarbij Werkspoor zich sterk maakte voor de machines. Van meet af aan ontstonden er echter problemen met de levering van materialen door de inmiddels overbelaste Duitse en Nederlandse industrie. Bovendien kwam de voortgang van de werkzaamheden in het nauw door reparaties en andere haastklussen waarmee de werven door de Kriegsmarine werden opgezadeld. De Flottentorpedoboot zakte daardoor steeds verder weg op het prioriteitenlijstje van de Duitsers, met als resultaat dat in 1944 alleen de rompen van acht jagers gereed waren gekomen. Daarvan ging er een, de T 66, verloren bij het bombardement van Vlissingen van oktober 1944. De Duitsers maakten zelf een einde aan de casco’s van de T 62 en T 69 door ze in september van datzelfde jaar op de hellingen van Wilton op te blazen. Hetzelfde lot ondergingen de T 64 en T 70 bij de RDM. De T 63, T 61 en T 65 waren inmiddels te water gelaten en naar Duitsland gesleept, waarbij de T 61 op 12 juni 1944 ter hoogte van Texel bij een luchtaanval tot zinken werd gebracht. De geallieerden lieten de overgebleven casco’s na de oorlog onder de Noorse en Zweedse kust zinken, afgeladen met gifgasmunitie. 
Toch kan deze historie met een positieve noot worden afgesloten. Een deel van de voortstuwingsinstallaties was inmiddels bij Werkspoor gereed gekomen. Na de oorlog zijn deze alsnog naar zee gegaan, nu echter in de ketelruimen en machinekamers van de Nederlandse onderzeebootjagers Holland, Gelderland, Noord-Brabant en Zeeland. 
Bron: Baart, Rotterdam Oorlogshaven. … …

Artikelen:
– Flottentorpedoboot Typ 1940: 243-Flottentorpedoboot.pdf. 

Bronnen:
–