Bouwnummer RDM-221, s.s. “Stad Leiden”, 1941, vrachtschip.

Foto boven: Vrachtschip s.s. “Stad Leiden” (1941) van N.V. Halcyon Lijn te Rotterdam.

Scheepswerf: RDM. 
Opdrachtgever: N.V. Halcyon Lijn, Rotterdam. 
Tonnage: 5823 brt, 3307 nrt, 10245 dwt, 14440 twvp. 
Hoofdafmetingen: L = 144,47 m, B = 17,89 m, H = 11,30 m, d = 8,30 m. 
Voortstuwing: RDM triple expansie stoommachine, 3 cilinders, 2700 pk, 2430 apk, snelheid 11,5 kn. 
Verdere gegevens: Open shelterdek schip. 

Historie: 
Kiellegging op 12-10-1939 en tewaterlating op 13-06-1940. Het vrachtschip s.s. “Stad Leiden” is een zusterschip van de toen bij Wilton-Fijenoord bestelde s.s. “Stad Alkmaar”. 
Op 31 mei 1941, direct na de proefvaart, werd het schip door de Duitse bezetter gevorderd en overgedragen aan Atlas Reederei A.G. in Emden. Ze werd als s.s. “Narvik” in de vaart gebracht. 
Op 17 juni 1943 liep het schip in de Elbemonding op een mijn en is daarna gezonken. 

Citaten: 
– www.wrecksite.eu, Allen Tony, 09-03-2009: 
… … The steamship “Narvik” SS was built to the order of Dutch owners as “Stad Leiden”, taken over by the Germans on completion and renamed “Narvik”. 
On June 17th, 1943, she struck a mine and sank in the North Sea in the Elbe Estuary. … …
 
– Boek “Rotterdam Oorlogshaven”, ‘Stad Leiden’, blz. 69: 
… … Bij de RDM lag de STAD LEIDEN van 5.823 BRT op de helling en ging 13 juni 1940 te water. Op 30 april ’41 volgde beslaglegging door de bezetter. Een maand later maakte het schip een eerste proefvaart en wat later werd het door de Atlas Reederei AG in Emden overgenomen en als NARVIK in de vaart gebracht. Op 17 juni ’43 scheurde in de monding van de Elbe een exploderende Engelse mijn het schip open, waarna het zonk. … … 
– Boek “Rotterdam Oorlogshaven”, ‘Stad Leiden’ ist übernommen, blz. 69-70: 
… … De overeenkomst omvat het door de werf (RDNI) en opdrachtgever (Halcyon Lijn) overdragen van het schip aan de Rüstungs-inspektion ten behoeve van de Kriegsmarine, vertegenwoordigd door de Kriegsmarinedienststelle (Km D). Overgedragen dienden te worden: het originele bouwcontract, alle aanvullende correspondentie tussen opdrachtgever en werf en voor alle belanghebbenden een technische specificatie van schip en machine-installatie. De Rüstungsinspelction vergoedde de RDM de gecontracteerde bouwprijs van 1.165.000 gulden en schreef met als slotzin: ‘Der Dampfer “Stad Leiden” ist von der Rüstungsinspektion Niederlande, Abteilung Marine, übernommen.’ 
De RDM kreeg op 19 mei 1941 opdracht het schip aan te passen: inzet voor de Handelsflotte vereiste nogal wat ingrepen. De belangrijkste was het bewapenen om met name vliegtuigen op afstand te kunnen houden of op z’n minst de illusie daartoe te scheppen. De Kriegsmarine monteerde de wapens, de werf voerde alle bijbehorende en voorbereidende werkzaamheden uit. Die behelsden onder meer op het bootdek plaatsen van een houten dekhuis voor tien kanonniers, inclusief wasruimte, (stoom)verwarming en elektrisch licht. Op het achterdek kwam een kleiner dekhuis, waarop een 2 cm machinekanon gemonteerd moest worden met een tegen splinters beschermende borstwering en in het kotje de mogelijkheid munitie onder te brengen. Op de brugvleugels dienden uit hout opstellingen voor twee machinegeweren gemaakt te worden, op het dak van het stuurhuis kwam een bescherming tegen splinters en op het machinekamer-schijnlicht een houten overkapping. Ter bescherming tegen magnetische mijnen kreeg de werfopdracht alle beugels en houders voor de degaussingkabel (Magnetischer Eigenschutz) aan te brengen; Duitse technici waren verantwoordelijk voor de voedingsbron, het bekabelen en aansluiten. Onder punt 7 van het contract werd het wijzigen behandeld van de radiohut, punt 8 behelsde het inbouwen van een tafel voor acht personen in de rooksalon en het leveren van twee stoelen. Tussen nog wat kleine werkzaamheden stonden het aanbrengen van een houten kast over de ‘Klosettaustritte’ in de huid en wat wijzigingen aan deuren en luiken. Verhalen naar en van de meetinrichting van de demagnetiseerboog in de Waalhaven behoorde bij de opdracht. 
Onder ’te leveren’ stonden nog twintig reserve luikplanken, een loopplank, een assortiment gereedschap voor de boordsmederij en nog wat onderdelen voor een en ander. Het Kommando, de kernbemanning die het schip diende af te nemen, wenste andere zwemvesten en vooraf inspectie van valreep en sloepen. Daarnaast dienden nog enkele boordveiligheidsmiddelen verbeterd te worden en moesten de scheepslichten op aanwijzing worden afgeschermd. Veiligheid was een belangrijk item bij de Duitse marine en koopvaardij, opmerkelijk is de hoge waarde die men toekende aan de nieuwste voorschriften inzake persoonlijke veiligheid van de SeeBerufsgenossenschaft, die vaak verder reikten dan in andere landen. 
Kenmerkend in het rijtje werkzaamheden is het aanbrengen van een vlaggengaffel: er vertrok geen Duits schip zonder dit kleine rondhout om duidelijk in top te kunnen vlaggen. Voor de uitgebreide radio-apparatuur diende ook nog een stag (antenne) tussen schoorsteen en voormast gespannen te worden. En voor de Enigma-codeermachine in de radiohut werd de gebruikelijke Geheimschrank ingebouwd. Aldus aangepast koos het schip als NARVIK zee met personeel van de Atlas Reederei en een twintigtal leden van de Marine-Bordflak voor het bedienen van de wapens en radio-apparatuur. Tot op 17 juni 1943 een Engelse mijn het schip deed zinken. … …
 

Artikelen: 
Schip en Werf.

Bronnen:
– Stadsarchief Rotterdam.
– Boek “Rotterdam Oorlogshaven”, door Jac. J. Baart. 
– Wrecksite
– City of Vancouver Archives, Reference code AM1506-S3-3-: CVA 447-8265, Photograph by Walter E. Frost.