Bouwnummer RDM-209, Hr. Ms. “O 26”, 1940, onderzeeboot.

Foto boven: De bij de RDM gebouwde onderzeeboot “O 26”.

Scheepswerf: RDM. 
Opdrachtgever: Staat der Nederlanden/ Deutsche Kriegsmarine. 
Tonnage: Waterverplaatsing: 962/1950 ton boven/ onder water, 50 dwt. 
Hoofdafmetingen: L = 77,70 m, B-max = 6,50 m. 
Voortstuwing: 2x 2500 pk (dieselmotoren), 2x 500 pk (elektromotoren), snelheid 19/ 9 kn. boven/ onder water. 
Bewapening: 8x 21 inch torpedobuizen. 
Verdere gegevens: Bemanning 39 koppen. 

Historie: 
Tijdens de Duitse inval in mei 1940 waren er vier onderzeeboten bij de RDM nagenoeg gereed of nog in afbouw: de “O 23” RDM-205, “O 24” RDM-206, “O 26” en “O 27” RDM-210. De “O 23” en “O 24” waren al voor het begin van de vijandelijkheden naar de Lekhaven overgebracht en ontsnapten zo aan een snelle bezetting van de linker Maasoever. ’s Avonds laat op 13 mei vertrokken ze en bereikten na een avontuurlijke overtocht veilig de Downs. De twee andere nog niet afgebouwde onderzeeboten, de “O 26” en “O 27”, vielen onbeschadigd in Duitse handen en werden na afbouw door de RDM als “UD 4” en “UD 5” in Duitse dienst gesteld. De directie van de RDM gaf na de oorlog te kennen dat het “werk een zeer onaangenaam karakter droeg”, maar voegde er aan toe dat destijds niet verwacht werd dat de boten frontdienst zouden gaan verrichten. Men had het mis. Achteraf kan tevens geconcludeerd worden dat zowel de politici als de Koninklijke Marine een niet erg vooruitziende blik hadden, waardoor deze twee onderzeeboten onbeschadigd in Duitse handen vielen. 
Kiellegging: 20 april 1939, tewaterlating: 23 november 1940. 
Onklaar gemaakt en laten zinken in de haven van Kiel in 1945. 

Algemene informatie:: 
Hr. Ms. “O 26” was een Nederlandse onderzeeboot van de “O 21”-klasse. De bouw van de “O 21”-klasse schepen vond plaats aan de vooravond van de Duitse inval in Nederland in 1940. De “O 26” stond gepland als “K XXVI”. Ze was bestemd als onderzeeboot voor Nederlands-Indië, de “K” staat namelijk voor “koloniën”. Maar al tijdens de bouw door de Rotterdamse scheepswerf RDM, werd de naam gewijzigd naar “O 26”. 
De “O 26” is nooit bij de Nederlandse marine in dienst geweest. De onderzeeboot was namelijk niet voldoende afgebouwd om de oversteek te wagen naar het Verenigd Koninkrijk. Na de Nederlandse overgave werd ze door de Duitse bezetter afgebouwd en in Duitse dienst genomen als “U-D4”. 
Omdat de het werfpersoneel te weinig tijd had om de “O 26” volledig onklaar te maken, kon de Duitse bezetter de “O 26” afbouwen en werd ze op 23 november 1940 te water gelaten. Op 28 januari 1941 werd de “O 26” als “U-D4” in Duitse dienst genomen. 
Gedurende 1941 werden door de Duitsers proeven uitgevoerd met het getrimd diesel systeem van de “U-D4”. Eind 1941 werd besloten het systeem te verwijderen bij de “U-D3”, “U-D4” en “U-D5”. Dit verwijderen gebeurde tegen de wens van onderzeebootontwerper Christoph Aschmoneit in. 
In Duitse dienst werd de “U-D4” voornamelijk gebruikt als school- en oefenboot. Van 1943 tot 1945 was ze verbonden aan het 27e en 24e flotieltje in Gotenhafen. In 1943 werd de “U-D4” omgebouwd als olieopslagschip en werd er in de Oostzee geoefend met het bevoorraden van onderzeeboten. In totaal voerde de “U-D4” ongeveer 220 bevoorradingen uit. 
Begin 1945 werd de “U-D4” overgeplaatst naar het 18e flottielje in Hel. Hier deed ze, totdat ze op 19 maart 1945 uit dienst werd genomen, dienst als opleidingsboot. 
Op 3 mei 1945 werd de uit dienst genomen “U-D4” in de haven van Kiel onklaar gemaakt en tot zinken gebracht. 

Artikelen: 
– Koninklijke Marine, 100 jaar onderzeeboten.
– De onderzeeboten van de O-21 klasse, artikel door Peter Kimenai in TracesOfWar.

Bronnen:
– Artikelen hierboven. 
–  Rotterdam Oorlogshaven, boek door Jac. J. Baart. 
–  WikipediA
–  Defensie: 100 jaar onderzeeboten.