Tweede Wereldoorlog, 1945, oorlogsschade RDM.

Foto boven: Zelfs de kantoorgebouwen hebben het moeten ontgelden; hier directiekamers van de RDM na de bevrijding.

Terug naar Overzicht

Omschrijving:
Zie de onderstaande citaten, ... ... wel wat lang, maar beter zou ik het niet kunnen vertellen!

Citaten:
- Jaarverslag over 1944 en 1945 van de RDM:
... ... Aan de Aandeelhouders van "De Rotterdamsche Droogdok Maatschappij" N.V.
Nu de moeilijkheden van den zwaren strijd, dien wij vijf jaren lang tegen den niemand en niets ontzienden bezetter en zijn aanhang hebben moeten voeren en zelfs de verschrikkingen van den hongerwinter weer meer dan een jaar achter ons liggen, en onze aandacht weer geheel op herstel en vernieuwing moet zijn gericht, zou het weinig zin hebben thans nog op den bezettingstijd in te gaan, ware het niet, dat wij in de oorlogsjaren om begrijpelijke redenen onze berichtgeving tot het uiterste hebben beperkt, zoodat het toch wel gewenscht is ook over die jaren nu iets meer mede te deelen.
Allereerst past hier dan een woord van groote waardeering voor al onze medewerkers, die - zooals de bedrijfsleiders, afdeelingschefs, beambten en de vertegenwoordigers der werklieden - niettegenstaande de daaraan verbonden persoonlijke gevaren, ons in dien tijd rechtstreeks hebben geholpen en voor allen, die ons hun vertrouwen zijn blijven schenken, ondanks de omstandigheid, dat wij onze handelingen toen niet altijd aan hen konden verklaren.
Slechts zeer enkelen hebben openlijk of bedekt met den vijand geheuld en hoewel zij weinig in aantal waren, hebben zij ons zeer vele moeilijkheden bezorgd in hun streven om invloed in nationaal-socialistischen zin op onze werklieden uit te oefenen. Doordat zij in geregelde verbinding stonden met den bezetter, waren zij door hun verraderspraktijken voor ons een voortdurend gevaar. Zij hebben echter uiterst weinig bereikt.
Een speciaal woord van dank geldt allen, die - niettegenstaande hun eigen uitputting - na de verwoesting tot het einde toe gezorgd hebben voor het verrichten van de allernoodzakelijkste administratieve werkzaamheden, w.o. de uiterst belangrijke uitbetaling der loonen en salarissen.
Met weemoed gedenken wij diegenen van ons personeel, die in de macht van den overweldiger den dood hebben gevonden: Willem Bulk, assistent van de Reparatie afdeeling, op 14 September 1944 gevangen genomen en nog dienzelfden dag vermoord. Gerard Altmann, teekenaar Scheepsbouw op 13 Februari 1945 in een concentratiekamp in Duitschland omgekomen. Arie den Toom, exploitant van ons Feestgebouw "Courzand", 13 Maart 1945 gevangen genomen en op 3 April d.a.v. gefusilleerd. Enkele anderen hebben kennis gemaakt met de beruchte gevangenissen en kampen, doch zijn weer tot ons teruggekeerd, terwijl - voor zoover wij hebben kunnen nagaan - van hen, die in Duitschland langeren of korteren tijd hebben moeten werken, 11 menschen door ziekte of ongeval ver van huis zijn omgekomen. Ook hen zullen wij niet vergeten. Het waren: J.C. Knieriem, J. van den Bos, A. van der Graaf, H.H. van Maren, A.M. den Breeyen, G.G. Orlemans, C. de Hay, P.J. Punselie, C. Blesgraaf (vermist), W. Benard, P.H. Brouns.
In Mei 1940 zaten wij, tengevolge van de ligging van onze werf en ons tuindorp op den linker Maasoever, reeds den eersten dag van den oorlog midden in den strijd. In de enkele dagen, die deze strijd duurde, heeft vooral het personeel van onze sleepbooten aan de Marine, die verscheidene schepen bij ons in aanbouw had, moedig bijstand verleend om die schepen, waarvoor dit noodig was, weg te sleepen. De voorgenomen vernieling van de achtergebleven Marineschepen, zoowel als van sommige onzer inrichtingen, had echter niet plaats. Daardoor zijn wij onmiddellijk in zeer moeilijke omstandigheden gebracht. Daarop volgden de vijf lange jaren der Duitsche bezetting. Die jaren zijn een aaneenschakeling geweest van strijd, - strijd tegen het ons opgedrongen werk, tegen het wegvoeren van onze arbeiders, tegen het "Nederlandsche" Arbeidsfront met zijn vele vertakkingen en tegen de velerlei organisaties der bezetters.
Reeds in de eerste dagen na den overval werden onze werven overstroomd met allerlei Duitschers in uniform, die als resultaat der jarenlange spionnage maar al te goed op de hoogte bleken te zijn van de mogelijkheden van ons bedrijf. Dit maakte den strijd van den aanvang af buitengewoon moeilijk. Deze zwermen Duitschers in uniform hebben we den geheelen oorlog door op onze terreinen moeten dulden en voortdurende waakzaamheid bleef geboden om ons steeds op de hoogte te stellen van wat zij in het schild voerden.
Reeds dadelijk stonden wij voor de beslissing: heengaan of blijven. Na ernstige beraadslagingen met onze Afdeelingschefs, waarin wij ook de daarvoor in aanmerking komende jongere ingenieurs betrokken, besloten wij tot blijven. Door een tegenovergesteld besluit ware onze verantwoordelijkheid afgewenteld op onze afdeelingschefs en bedrijfsleiders en indien deze eveneens tot heengaan zouden hebben besloten, zou ons geheele personeel onder uitermate moeilijke omstandigheden zonder leiding achtergelaten en aan de bezetters overgeleverd zijn.
Onze beslissing werd reeds onmiddellijk op een zware proef gesteld, toen de bezetters van ons verlangden het aanwezige werk, w.o. de Marinevaartuigen, af te maken. In dat stadium pleegden wij overleg met de betrokken Nederlandsche autoriteiten en leverden na beraadslagingen en tezamen met vele onzer collega's een door onzen juridischen raadsman geformuleerd protest bij de Duitsche autoriteiten in. Hunne bedreiging, dat - zoo wij niet toegaven - zij in onze plaats Duitsche gevolmachtigden zouden aanstellen, deed ons besluiten onder handhaving van ons gemeenschappelijk protest onze plaats te blijven innemen, aangezien wij aldus het belang van ons volk het beste zouden kunnen blijven dienen.
Ook na alles, wat daaromtrent in het algemeen is gezegd en geschreven blijven wij diep overtuigd, dat ons besluit het eenig juiste is geweest, omdat het alleen daardoor mogelijk was aan ons bedrijf de leiding te geven, die het onder de lange jaren der bezetting noodig had om de velerlei gevaren, die van alle kanten dreigden, zoo lang en zoo veel mogelijk af te wenden en tot groote schade van den bezetter het tempo der werkzaamheden tot het uiterste te verminderen.
Op den avond van 22 September 1944 kwam aan den geschetsten toestand plotseling een einde. Onder bedreiging van mitrailleurs werd het aanwezige personeel van de Droogdokwerf verwijderd en aan de installatie aldaar door een specialen Duitsch en vernielingstroep enorme schade toegebracht.
Op den 29en d.a.v. zette deze troep zijn vernielingswerk op de werf van de Nieuwe Waterweg voort. Door dynamietladingen liet men van onze zes nog in bedrijf zijnde dokken de pompen, centrale besturing en pneumatische inrichting springen, waarbij het veiligheidsdek zóó werd beschadigd, dat deze dokken onder gingen. Een ander dok was op 30 Maart 1943 reeds tijdens een bombardement, dat de Nieuwe Waterweg trof, gezonken. Vier van onze drijvende bokken, 2 casco's van sleepbooten en diverse andere vaartuigen werden zóó gehavend, dat ook deze onder den waterspiegel verdwenen.
De kraanbaan met kraan en de groote torenkraan op den Oostoever werden door springladingen zoo beschadigd, dat zij geheel vernield in de haven neerploften.
Van de lange kraanbaan in de dokhaven werden drie pooten doorgeslagen, doch dank zij de solide constructie van den bovenbouw, bleven het verdere gedeelte van de baan, alsmede de kraan, gespaard.
Een gedeelte van de kraanbaan aan de Westzijde met kraan kwamen na vernieling eveneens in de haven terecht.
De groote kraanbaan, indertijd gebouwd voor het uitrusten van de Nieuw Amsterdam, bleef gespaard, doordat het er voor gemeerde Duitsche schip Axenfels door ons op verlangen der Nederlandsche Binnenlandsche Strijdkrachten korten tijd te voren tot zinken was gebracht en de Duitschers hun eigen schip verder wilden sparen.
In de fabriek, zoowel aan de Droogdok, als aan de Waterweg, werden de telefooncentrales, pneumatische, electrische en hydraulische inrichtingen grootendeels verwoest.
Van de groote smeedpers werd het centrale verdeelapparaat ernstig beschadigd.
Onze kantoren en magazijnen liepen zware beschadigingen op door explosies in de Waalhaven tijdens het vernielen der kademuren en haveninstallaties. De fabrieksgebouwen bleven, zij het beschadigd en enkele zelfs zwaar beschadigd, gespaard. Deze explosies brachten mede groote schade toe aan ons Tuindorp Heyplaat, waardoor 14 panden en gebouwen bijna geheel verwoest werden, een 50-tal woningen zeer ernstige schade opliepen, terwijl ruim 360 huizen lichter beschadigd werden.
Na deze vernielingen lagen onze werven lam, waarna de plundering en roof op groote schaal een aanvang nam.
Heele treinen kwamen op ons terrein en laadden onze prachtige machines met de motoren uit machinefabrieken, timmerwerkplaatsen, leerscholen, laboratorium, gereedschapmakerij, etc., op. Tegelijkertijd verschenen er lichters, die alle materialen en gereedschappen uit magazijnen en werkplaatsen weghaalden.
Wat ons overbleef waren de groote werktuigen in de machinefabriek, vrijwel alle machines in de scheepsbouwloodsen, alle loopkranen en de hellingkranen.
Zoo vonden we op 7 Mei 1945 na de bevrijding onze, eens zoo mooie en goed geregelde werven zwaar geplunderd en zwaar beschadigd als een groote chaos terug. Aanvankelijk werd zelf gevreesd, dat drie van onze dokken - het hart van ons reparatiebedrijf - een totaal verlies zouden opleveren.
De plannen voor het herstel van fabriek en dokken waren inmiddels voorbereid, doch de omstandigheden om de herstelwerkzaamheden aan te vatten waren in de eerste maanden na de bevrijding buitengewoon moeilijk.
Vele, zelfs de meest eenvoudige gereedschappen, als schoppen, bezems, kruiwagens, enz., moesten eerst worden verkregen. Er moest worden gezorgd voor hulpmaterialen als kolen, cokes, olie, hout, glas, transportgelegenheid voor onze menschen, telefoonverbindingen, enz., alvorens kon worden aangevangen met de eerste opruimings- en herstelwerkzaamheden.
Bovendien waren onze menschen - beambten zoowel als werklieden - alhoewel van besten wille, door de ondervoeding zoodanig verzwakt, dat slechts korte werkdagen konden worden gemaakt.
Gaandeweg begon alles echter vlotter te loopen. De reparaties aan onze vernielde centrales voor electriciteit, druklucht en hydrauliek vorderden goed. Aan de voorbereidende werkzaamheden voor het lichten van onze dokken werd met man en macht begonnen en de hoop alle dokken weer boven te krijgen en weer geheel te kunnen herstellen werd met den dag grooter. Voor het boven water brengen van onze dokken was hulp van specialisten op dit gebied, nl. de bergingsmaatschappijen, niet te verkrijgen, aangezien deze alle volop van werk voorzien waren. Dit werk moest dus in eigen beheer uitgevoerd worden. Voor het beschikbaar stellen van duikers, materialen en gereedschappen door de Engelsche en Hollandsche autoriteiten en door collega's zijn wij zeer erkentelijk.
Ook bleek het mogelijk de groote smeedpers, zij het voorloopig op beperkte capaciteit, weer in bedrijf te brengen.
De herstellingen aan kantoren, fabrieksgebouwen en kranen vorderden naar wensch. De herstellingen van het Tuindorp Heyplaat konden met behulp van den Wederopbouw krachtig ter hand worden genomen, en het Tuindorp zal binnenkort weer geheel zijn hersteld.
Ofschoon gebrekkig was het toch mogelijk om reeds vrij spoedig enkele schepen in reparatie te nemen. Het eerste reparatieschip arriveerde op 29 Juli 1945, terwijl de eerste dokking op 30 Augustus d.a.v, plaats had.
Zeven maanden na het begin van de eerste herstelwerkzaamheden kon weer in alle afdeelingen van onze bedrijven behoorlijk worden gewerkt. In den loop dier maanden konden alle op wachtgeld gestelde werklieden weer te werk komen en nieuwe krachten worden aangenomen.
De Afdeeling Scheepsbouw staat, wat outillage betreft, bijna weer op vooroorlogsche capaciteit.
De Reparatie Afdeeling is nog niet zoo ver, omdat daar nog gewacht moet worden op het herstel van één der dokken van de Nieuwe Waterweg, hetgeen wij echter in Augustus a.s. hopen te bewerkstelligen. Enkele bokken en vaartuigen wachten nog steeds op boven water brengen, aangezien bijna alle groote drijvende bokken, die daarvoor noodig zijn, in beslag zijn genomen voor werkzaamheden op de rivieren.
De Afdeeling Machinefabriek, waarbij inbegrepen laboratorium, leerschool en gereedschapsmakerij, die met de meest moderne werktuigen waren uitgerust, is nog niet zoover hersteld, omdat van de 515 geroofde werktuigen en apparaten, benevens van de 159 laschtoestellen, tot nu toe slechts een deel is teruggebracht, niettegenstaande alle daartoe van het begin af in het werk gestelde pogingen. Hoewel nog het een en ander in Duitschland is opgespoord, vreezen wij, dat ongeveer de helft wel niet meer zal terugkeeren. Inmiddels zijn wij reeds geruimen tijd bezig om nieuwe werktuigen aan te schaffen, hetgeen ons voor een deel reeds is gelukt. Wel mogen wij vertrouwen, dat ook voor deze afdeeling vóór het einde van het jaar de oude capaciteit weer eenigermate zal zijn benaderd. Hiervoor is echter nog heel veel noodig, mede met het oog op het voortschrijden van de technische ontwikkeling in dezen bedrijfstak, welke aanschaffing van de nieuwste typen van machines voortdurend noodig maakt, hetgeen nu 6 jaar lang niet mogelijk was.
Van de geroofde magazijngoederen kon ongeveer 1/3 deel weer naar onze werf worden teruggevoerd; het is uiterst moeilijk te geraken tot vorming van nieuwe voorraden, welke voor reparatiebedrijven als de onze toch zoo uitermate noodzakelijk zijn. ... ... ... ...
                                                                                                                                                            De Directie
                                                                                                                                    D.C. ENDERT Jr.         ir. A. KNAPE ... ...


- "1902-1952, Een Halve Eeuw 'Droogdok'", uitgegeven door de RDM, blz. 154:
... ... Oorlogsschade.
Een Woestenij van Vernielingen.
Op de avond van 22 September 1944 verscheen plotseling een "Sprengkommando" op de werf en met het ... vermanende zwijgen van machinepistolen werd het aanwezige personeel van de werf verwijderd en begonnen de Duitsers te arbeiden aan de chaos. Aan de installaties werd enorme schade toegebracht. Ook het kantoorgebouw moest het ontgelden. De dokken werden tot zinken gebracht. Op zichzelf was dit laatste geen onoverkomelijke ramp, want een dok moet al zeer grondig vernield worden, wil het niet meer voor herstel in aanmerking kunnen komen. Met kranen is dat heel anders; die storten in elkaar, worden een hoop oud roest en zijn, als kraan, onherroepelijk verloren.
Tijdens een rondgang over de werf, op 23 September, bleek, dat de telefooncentrale en de electrische centrale geheel waren vernield. Alle transformatorstations waren beschadigd, hoewel enkele nog intact waren gebleven. De luchtcompressors en hydraulische inrichtingen waren verwoest en de omvormers onbruikbaar gemaakt. De motoren van alle dokken hadden het lot der vernieling gedeeld, alsmede de commandohuizen. De dokken waren in de pompkamers tevens lek geslagen. De electromotoren van de grofsmederij, benevens de verdeelkasten van de grote smeedpers waren beschadigd. De sleepboot "Dockyard X" was verdwenen, de bok "Bison" gezonken, de bok "Schiedam II" was gekapseisd en hing op de eveneens gezonken bokken "Roerdomp" en "Zwaan".
De Duitse werfwacht deelde mede, dat wel mocht worden opgeruimd, doch geen reparaties uitgevoerd. Er is toen een begin gemaakt met het bergen van de losse delen op de dokken, terwijl de telefoondienst intussen enige noodverbindingen tot stand wist te brengen.
Uitbreiding der Woestenij.
De vernieling ging echter voort. Op 27 September moesten vele kraanbanen hun tol betalen, behalve die, waarlangs de "Axenfels" was gezonken - dit om schade aan het schip, dat de Duitsers vermoedelijk nog dachten te kunnen lichten, te voorkomen. Twee dagen later werd een begin gemaakt met het doen springen van de kademuren van de Waalhaven, honderden ruiten vielen aan scherven, stukken basalt werden omhoog geslingerd en sloegen door de gebouwen heen. De totale glasschade bedroeg, om een enkel getal te noemen, 16.000 m2! Ongeveer dertig huizen in het Tuindorp vielen aan de vernielingswaanzin ten prooi. ... ...


- "1902-1952, Een Halve Eeuw 'Droogdok'", uitgegeven door de RDM, blz. 155:
... ... Herstel van oorlogsschade.
Weer Kosmos uit de Chaos.
De eerste weken waren wel buitengewoon moeilijk. Met de werklieden, verzwakt door de honger periode, werd overleg gepleegd en besloten met halve dagen werken te beginnen. Een gedeelte zou voorlopig nog in de wachtgeldregeling komen en voor de opgeroepenen bestond het werk hoofdzakelijk in het repareren van alles, wat vernield was en in het opruimen van puin en glas.
Van lieverlede begonnen de zaken echter vlotter te lopen en kwam er weer enige tekening in het geheel. De herstellingen aan de gehavende centrales voor electriciteit, druklucht en hydrauliek vorderden goed. Aan de voorbereidende werkzaamheden voor het lichten der dokken werd met man en macht begonnen. Men had aanvankelijk gehoopt het ophalen aan bergingsmaatschappijen te kunnen toevertrouwen, maar deze waren zo overstelpt met werk, dat men zich genoopt zag deze taak in eigen beheer uit te voeren. Men genoot echter grote steun, het worde hier met ere en dankbaarheid vermeld, van duikers, materialen en gereedschappen, door Engelse en Nederlandse autoriteiten en eigen collega's vrijwillig ter beschikking gesteld. Men denke zich eens in, dat er in den beginne - alsof wij uit de Ark van Noach kwamen! - geen stuk gereedschap, zelfs geen hamer was! Gas en zuurstof kreeg de R.D.M. uit Engeland. Maar het was een verschrikkelijk tobben met de koppelingen, welke niet pasten en ook niet gedraaid konden worden, omdat er geen ... banken waren!
De dokken rijzen.
In de eerste weken van Augustus 1945 was van de 7 dokken het grote 6 van de "Nieuwe Waterweg" weer boven water gebracht, uiteraard in enigermate beschadigde toestand. Het bleek mogelijk dit dok met de hulpvaardige medewerking der N.V. (Koninklijke) Rotterdamsche Lloyd, welker werkplaatsen nog over draaibanken beschikten, binnen enkele weken weer bedrijfsklaar te maken. Dok 3 werd door middel van luchtdruk opwaarts gewerkt, een interessante bezigheid, maar waarbij uitkijken een eerste vereiste was. Toen het boven kwam, maakte het een sprong in de lucht. Uit blijdschap? Misschien! Maar ook, omdat het aan de bodem vastgekleefd gezeten had. Dit kon onomstotelijk vastgesteld worden, want de dokbodem was gevuld met het bagatel van 3500 ton ... slib! Voor de mensen die deze hoeveelheid moesten opruimen was dit, in rond Hollands gezegd, een zwaar karwei, want de naweeën van de geleden ondervoeding deden zich nog steeds gelden.
Eind 1945.
Aan het eind van het jaar 1945 waren de omstandigheden in zoverre verbeterd, dat vele oude klanten, o.a. uit Skandinavië, Engeland en Frankrijk, de relaties weer begonnen aan te knopen. Verder waren er tijdens de bezetting in Londen reeds voorbereidende werkzaamheden aangevangen voor het bouwen van drie schepen, bestemd voor de Koninklijke Paketvaart Maatschappij. Men begrijpt het: grote vraag was er naar de dokken, waarvan er thans vier in bedrijf waren; de inwerkingstelling van de overige kon eerst in begin 1946 worden tegemoetgezien. De centrale krachtinstallaties waren weer op dreef en de kranen op de dokken gereed. ... ...


- "Rotterdamsche Droogdok Maatschappij", 1998, door Evert van der Schee, blz. 51-56:
... ... "Wir kaufen alles!" (1940-1945).
Voor de bommen gooiende vijand lagen de R.D.M. en het dorp Heyplaat bepaald niet gunstig. Vlakbij was immers vliegveld Waalhaven, en daarop hadden de Duitsers het natuurlijk voorzien. De werf lag vol met onderhanden werk voor de Koninklijke Marine. Aanvankelijk was de gedachte dat de Duitse luchtmacht het ook daarop had voorzien, later wisten we wel beter. In de eerste dagen van de oorlog diende er het nodige geregeld te worden. Zo lag er een kluis vol geld voor de eerst volgende loonbetaling. Dat moest weg voor het in verkeerde handen zou vallen. Het geld werd met de directiemotorboot afgevoerd, eerst naar een bank in Schiedam en vervolgens naar de expeditieloods op Schiemond. Vandaar heeft een groot deel van de loonbetaling plaatsgevonden. Maar hoe kwamen de Heyplaters op Schiemond? Daar werd wat op gevonden. De loonadministratie maakte noodgeld. Een eenvoudig gestencild briefje met daarop de tekst 'goed voor één gulden'. Daarmee konden de Heyplaters terecht bij de winkeliers op het dorp. Zo kwam een eer-biedwaardig instituut als de loonadministratie waarachtig nog in de rijen van de valsemunters terecht. Voor het goede doel was veel geoorloofd en dat zou tijdens deze oorlog nog vele malen blijken. De Duitsers kwamen er snel achter wat een prachtig oorlogsmateriaal er bij de R.D.M. voorhanden was. In belang van dat grote Duitse rijk moest dat maar eens snel voor gebruik gereed worden gemaakt. Bovendien was de werkgelegenheid ermee gebaat. Dat was toch ook wat waard, nietwaar? Voor het eerst in haar geschiedenis dacht men daar bij de R.D.M. anders over. Natuurlijk knikte de directie verheugd bij het horen van de ambitieuze plannen der Duitsers. Zeker, zeker, men zou ervoor zorgen. Het kwam voor elkaar. Vervolgens kwam een enorm spel van misleiding en afhouden tot stand. De Duitsers moesten maar begrijpen dat de vakmensen er niet waren. Dat was nog waar ook, want een kleine 600 man van het R.D.M. personeel was opgeroepen voor militaire dienst en die waren natuurlijk nog niet beschikbaar. De Duitsers hadden daar maar één oplossing voor: meer mensen aannemen. Een uitstekend idee, meer mensen betekende ook meer mensen die gevrijwaard werden van werken in Duitsland. Zo was het een gechicaneer van jewelste. Buiten op het R.D.M. terrein gebeurde betrekkelijk weinig. Het eigen marinewerk werd getraineerd, de reparatie lag nagenoeg stil. De Duitsers hadden twaalf torpedoboten besteld, welke inderdaad werden gebouwd. Ook werden onderzeebootjagers aan de Kriegsmarine afgeleverd. Andere karweien waren het herstellen van een brug te Roermond, een brug in Venlo en vier spoorbruggen in Tilburg. Tegen molest en oorlogsgeweld had de R.D.M. een verzekering van twintig miljoen gulden afgesloten. Geen overbodige luxe, want bij twee luchtaanvallen in 1941 liep de R.D.M. aardig wat schade op. De Duitsers overigens ook. Bij de tweede luchtaanval werd het oude Duitse schip "Europa" getroffen en wel zodanig dat het in de haven zonk. Naarmate de oorlog vorderde werd het steeds moeilijker om de Duitsers om de tuin te leiden. Bovendien, de verraders sliepen niet. Zo kon het gebeuren dat met het pistool op de borst bepaalde werkzaamheden werden afgedwongen. Het werd de Duitsers tenslotte duidelijk dat het tempo van de werkzaamheden sterk terugliep. Tja, en dat was ook weer niet zo best want vanaf dat moment werden mensen gedwongen om in Duitsland te gaan werken. In mei '42 diende de directie 350 vakbekwame arbeiders ter beschikking te stellen. Deze eis staat onder de naam 'Sauckelactie' in de annalen vermeld. De mensen dienden te gaan werken bij scheepswerf Blohm en Voss te Hamburg. Wie dienden daar nu voor aangewezen te worden? Er werd naar voren gebracht dat er op de R.D.M nogal wat vaklieden nodig waren voor het uitvoeren van een ambitieus Duits programma. En, er diende een goede verhouding aan vaklieden tussen de S. en W. vakgroepen aanwezig te zijn. Verder was niet iedereen lichamelijk geschikt voor uitzending naar Duitsland. Dit laatste bleek te kloppen, want van de eerste lijst van mensen werden er 66 afgekeurd. Na ook nu weer veel gechicaneer werden in de tweede helft van 1942 266 mensen verplicht in Duitsland tewerkgesteld. Na de oorlog werd onderzocht of er van heulen met de vijand door de directie sprake is geweest. Hier werden geen aanwijzingen voor gevonden.
Wie zichzelf niet helpt ...
Uiteraard was op de R.D.M. veel materiaal en gereedschap aanwezig dat ook in huiselijke kring goed gebruikt kon worden. Om diefstal tegen te gaan had de directie bij de uitgang van het bedrijf een visitatie ingesteld. Willekeurig werden mensen bij het verlaten van het bedrijf aangewezen om in het visitatiehokje te stappen, alwaar werd gecontroleerd of men geen bedrijfseigendommen bij zich had. Zo liep je kans om gesnapt te worden. Op diefstal stond altijd onmiddellijk ontslag. Maar, dachten de mensen, tijdens de oorlog moet je niet zo krap kijken. Alles wat wij meenemen komt in ieder geval niet in handen van de Duitsers. Het was een vrij onvruchtbare discussie, want mensen in nood zoeken toch naar uitwegen. En die waren er. Bij luchtalarm mochten de mensen die op Heyplaat woonden naar huis. De niet-Heyplaters liepen mee. Visitage was natuurlijk onmogelijk en er ontstond een wonderlijke situatie. Mensen die 's morgens recht van lijf en leden de poort waren ingegaan, kwamen naar buiten met een bult of met een dikke buik. Anderen kampten met met een ernstig stijf been. Daarbij moest wel snel worden gestrompeld, want er was immers luchtalarm geblazen. Tja, honger maakt vindingrijk. Nog een voorbeeld. In de plaatwerkerij was een levendige productie ontstaan in zogenaamde allesbranders. Kleine kacheltjes waar men van alles in kon branden en waarop gekookt kon worden. Men begrijpt nu die spontane bultgroei.
Naarmate de oorlog langer duurde werden de mogelijkheden om aan eten te komen schaarser. De bezetter voerde alles af naar Duitsland. Vanaf medio '43 werd in toenemende mate honger geleden. Ir. Knape was dagelijks in de weer om daar wat aan te doen. Hij stuurde de handigste mensen op pad om voedsel in te slaan. Bovendien kocht hij 200 ha land waarop hij de mensen zelf aardappelen en groente liet verbouwen. Ook van die opbrengst pikten de Duitsers weer een deel in. Toch lukte het om o.a. 84 ton aardappelen te oogsten.
De ijver van directeur Knape leidde ertoe dat het personeel bij regelmaat etenswaren kon kopen. Vooral viswaren zoals aal en bokking waren tegen inkoopsprijs bij de loonadministratie af te halen. Om ieder z'n deel te geven werden de porties gerantsoeneerd. Maar ja, wie appelen vaart, die appelen eet. Dat ging hier natuurlijk ook op. Chef loonadministratie Bommeljé hield echter streng toezicht. Alleen als de aal gebroken was, mocht het worden meegenomen. Niemand wist hoe het kwam, maar met de regelmaat van de klok trof men gebroken aal aan. De "Nieuwe Waterweg" kreeg ook haar deel van de vis. Dat er wat te halen viel wist men daar al heel vroeg. De chef loonadministratie kwam dan met een soort dokterstas achter op de fiets naar het bedrijf. Normaal had hij slechts een klein tasje bij zich.
Slagzij
Om onverklaarbare reden maakte het aan de werf liggende schip de "Axenfels" in de morgen van 20 september '44 ernstig slagzij en ... zonk. Hoe kon zoiets gebeuren? De Duitsers dachten onmiddellijk aan misdadige opzet. De directie deelde mede, dat haar scheepsbouwers niet tot zo'n minne daad in staat waren. Niettemin volgde er een aantal zeer scherpe verhoren. Mensen werden met de dood bedreigd. Op 14 oktober waren de Duitsers echter nog geen stap verder. Hoe konden ze ook weten dat de illegaliteit vreesde dat juist dit schip zou worden gebruikt om de toegangsweg naar Rotterdam te blokkeren. Directeur Endert en de chef dok en havenmeester de heer Smits wisten wel mensen te vinden die zo'n blokkade op ondoorgrondelijke wijze konden voorkomen. Met ere - voor het uitvoerende werk - worden de namen genoemd van de heren P. Jongbloed en H. van der Ent. Later heeft de directie, zoals normaal, de Duitsers de rekening gepresenteerd voor de aan de "Axenfels" verrichte werkzaamheden. Die lieten echter weten dat men de grap vooral niet te ver moest doordrijven.
Vernielingen
Het werd allengs duidelijk dat het voor de R.D.M. verkeerd zou aflopen. De Duitsers waren bezig de oorlog te verliezen en... werk van enig belang werd noch door de R.D.M. noch door vele andere metaalbedrijven opgeleverd. Dat moest wel leiden tot wraak. Op 22 september '44 was het zover. Een springcommando verscheen. Machinepistolen in de aanslag. Of iedereen zich maar van het bedrijf wilde verwijderen. Pottenkijkers waren niet gewenst. Een gedetailleerde opsomming van alle vernielingen zou vervelend worden. Bovendien werd de vernielingsarbeid op 27 september voortgezet. Ik volsta met de vermelding, dat de dokken gezonken waren, de kraanbanen vernield, de elektrische centrale uit elkaar geploft, de bokken "Bison", "Zwaan" en "Roerdomp" gezonken. En of dat nog niet genoeg was, werden de kademuren opgeblazen en vielen op Heyplaat dertig huizen aan de vernielingswaanzin ten prooi.
Achteraf bleek dat het nog veel erger had gekund. Met hun vernielingen wilden de Duitsers het bedrijf lamleggen. Men wilde geen zaken vernielen die konden worden afgevoerd (geroofd). De plunderingen volgden dan ook direct op de vernielingen. Treinladingen vol werden naar Duitsland afgevoerd. Vijfhonderd machines, alle koperen pijpen (uit de vorige oorlog weten we nog hoe zeldzaam die zijn), hout en alle gereedschap. "Wir kaufen alles," zeiden de Duitsers. Ja, ja! Van enige productie was natuurlijk geen sprake meer. Directie en de administratie zochten elders onderkomen. Aanvankelijk werd dit gevonden in clubhuis de Arend, later vond men onderdak in gebouw Hornobonus. De omstandigheden waren verre van ideaal. Met jassen aan en wollen mutsen op probeerden de mensen van de administratie toch nog wat werk te verzetten. In ieder geval heeft men kans gezien om de salarisbetaling week na week af te wikkelen. Het geld moest nog weleens bij de mensen thuis worden gebracht. R.D.M.-ers die na een oproep voor tewerkstelling in Duitsland waren ondergedoken, vertoonden zich liever niet op straat.
Aan de Nieuwe Waterweg
Op 23 oktober 1939 kreeg de "Nieuwe Waterweg" een opdracht voor het bouwen van het vrachtschip "Maashaven". De kiellegging vond plaats op 1 juni 1940. In opdracht van de Duitsers is de kiel weer weggehaald omdat er vier mijnenvegers moesten worden gebouwd. En daarmee was ook hier oorlogsproductie voor de vijand een feit. Een andere opdracht was een zogenaamde veerpraam: een schip uitgerust met een laadklep. In werkelijkheid ging het natuurlijk om een landingsvaartuig. Een wat geheimzinnige opdracht was de order voor vier trawlers. Niet duidelijk werd wat de Kriegsmarine daarmee aan wilde. Oplevering vond in '44 plaats. Echter, drie trawlers zijn onafgemaakt van de werf vertrokken. Erg vlot is het dus niet gegaan. Eén van de schepen is later verbouwd tot loodsboot "Arcturus". Ook de "Nieuwe Waterweg" kreeg zo haar deel aan oorlogsschade. In '43 zonk dok 7 als gevolg van een geallieerde luchtaanval. Het dok werd gelicht, maar kwam pas in oktober '46 weer in bedrijf. Dok 5 en 6 werden door de Duitsers in september '44 tot zinken gebracht. De totale schade aan de dokken bedroeg f 972.200,— Na de oorlog werd opnieuw de kiel gelegd voor de "Maashaven". Die dubbele kiellegging maakte het schip bijzonder. Er was echter nóg een reden. De "Maashaven" was tevens het laatste schip dat bij de "Nieuwe Waterweg" werd gebouwd. Hierna zou de werf verder gaan als reparatiewerf. ... ...


- "Rotterdamsche Droogdok Maatschappij", 1998, door Evert van der Schee, blz. 57:
... ... Wederopbouw (1945-1950).
Wat een geluk dat het mensen maar zo zelden ontbreekt aan spirit en aan moed. Wie de troosteloze situatie aanschouwde waarin de R.D.M. direct na de oorlog verkeerde, zou gezegd hebben: "Laten we maar elders een bedrijfje starten, hier valt niets mee te beginnen." Het begin van de wederopbouw was wanhopig. De mensen waren verzwakt door maanden van honger. Het was zelfs zo, dat een volledige werkdag gewoon onmogelijk was. Er werd dan ook begonnen met halve dagen met recht op wachtgeld voor de tijd dat niet werd gewerkt. Aan nieuwbouw viel niet te denken, geen materialen, geen kranen, wel opdrachten. Overleg in Londen in de laatste maanden van de oorlog had namelijk een opdracht voor drie schepen voor de K.P.M. opgeleverd. Zoals gezegd kon daar voorlopig niet mee gestart worden. Eerst maar zien dat de energievoorziening zou worden hersteld. Ook moesten de dokken boven water komen. Met hulp van duikers uit Engeland en Nederland lukte het om dok 6 van de "Nieuwe Waterweg" drijvend te krijgen. Met enige weken was dit dok zelfs bedrijfsklaar. Hierbij werd hulp verkregen van de Rotterdamse Lloyd die nog beschikte over een werkplaats met draaibanken.
Dok 3 werd met behulp van het inpompen van lucht drijvend gemaakt. Toen het naar boven kwam, maakte het zelfs een sprongetje in de lucht. Achteraf bleek dat het vastlag in de bodem van de dokhaven en door de opwaartse druk plotseling naar boven schoot. 3.500 ton bagger werd in de dokbodem mee naar boven gezeuld. Die verzwakte R.D.M.-ers moesten maar weer zien dat de smurrie eruit werd geschept. Met het gereedkomen van de eerste dokken kon ook weer enig reparatiewerk worden verricht. Weliswaar was ook hiervoor geen materiaal beschikbaar, maar vaak kon de klant daar iets gemakkelijker aan komen. Eind 1945 waren de krachtcentrales vernieuwd en kon men weer beschikken over vier dokken.
Tijdens de oorlogsjaren kon van een jubileumviering uiteraard geen sprake zijn. Er was dus wat in te halen. En dat gebeurde. Januari '46 waren er 249 zilveren jubilarissen en 11 veertigjarige jubilarissen. De viering had een sober karakter, want alles was nog op de bon. Niettemin, er was weer wat te vieren.
Met de voorbereidende werkzaamheden voor de drie K.P.M. schepen was inmiddels een aanvang gemaakt. In maart '46 werd begonnen met de restauratie van de "Nieuw Amsterdam". Het schitterende vlaggeschip van de H.A.L. had tijdens de oorlog dienst gedaan als troepenschip. De lezer zal zich nog wel herinneren met hoeveel moeite het kapitaal voor de nieuwbouw bijeen was geschraapt. Interessant om dan te weten dat de herstelkosten enige miljoenen hoger lagen dan de nieuwbouw. De Rotterdamse Lloyd bestelde de bouw van het motorschip de "Slamat". De marine gaf in oktober '46 officieel opdracht om de kruiser "De Zeven Provinciën" af te bouwen. Alle oorlogsjaren had de kruiser op de helling gestaan. Alle tekeningen waren er nog en dus kon met de nodige voortvarendheid aan de afbouw worden begonnen. Zo was het echter niet. Het is nog beter om te zeggen: "Zo is dat nooit bij opdrachten van de marine." Terecht zijn onze zeehelden van mening dat elke nieuwe ontwikkeling in haar schepen moet worden verwerkt. In het geval van "De Zeven Provinciën" betekende dit een ontwikkelingsachterstand van zeven jaren, hetgeen een gigantische stapel wijzigingstekeningen opleverde.
Na naarstig speurwerk waren driehonderd van de geroofde machines weer naar het bedrijf teruggebracht. Tegelijkertijd werd achterstand in ontwikkeling voorkomen. Tijdens de oorlogsjaren waren in Engeland en in Amerika nieuwe productietechnieken ontwikkeld die nu ook bij de R.D.M. werden geïntroduceerd - o.a. via invoer van nieuwe machines. ... ...


- E-mail over bunkers of schuilplaatsen op de werf, van Maurice Laarman, 17-09-2013:
... ... Ik ontrek mijn informatie aan het boek "Rotterdam Oorlogshaven" van Jac. Baart; ik citeer:
Op het terrein van de RDM waren medio 1941 achtentwintig van dergelijke (golfijzer met beton overdekt) schuilplaatsen beschikbaar met een totale capaciteit van 3720 personen. De dochterwerf "Nieuwe Waterweg" in Schiedam beschikte over tien schuilplaatsen voor in totaal 647 man.
Waarschijnlijk moet men bij deze schuilplaatsen niet denken aan betonnen bunkers, maar aan stevig uitgevoerde, bestaande constructies die bescherming konden bieden tijdens de bombardementen. ... ...


Artikelen:
- Herdenking / Mei 1945, personeelsblad "De Wekker", april 1948, blz. 1-2: PB-1948-04.pdf.
- Jaarverslag RDM, 1944 & 1945: JV-1944.pdf.
- Jaarverslag RDM, 1946: JV-1946.pdf.
- Jaarverslag RDM, 1947: JV-1947.pdf.

Meer foto's:
- Foto 1: De - in september 1944 in de Dokhaven - door de Duitse bezetter tot zinken gebrachte droogdokken.
- Foto 2: Door de Duitse bezetter, in september 1944, vernielde werfkranen van de RDM.
- Foto 3: Door de Duitse bezetter, in september 1944, vernielde werfkranen van de RDM.
- Foto 4: De door de Duitsers volledig leeggeroofde machinehal van de RDM.


Foto-serie over de oorlogsschade aan de gebouwen en de uitrusting van de RDM door Peter Lampen:


Bronnen:
- Artikelen hierboven.
- 1902-1952, "Een Halve Eeuw 'Droogdok'", uitgegeven door de RDM op 23 januari 1952.
- "Rotterdamsche Droogdok Maatschappij" door Evert van der Schee, 1998, ISBN: 90 732 3516 2.
- Heijplaat in Verzet; Oorlogsgetuigenissen uit het Gebied rond de Rotterdamse Waalhaven, 2010,
  door Jean-Phillippe van der Zwaluw en Joop van der Hor, uitgeverij Verloren.
- Peter Lampen, Rotterdam.

Terug naar Overzicht